1.   alsem zn. 'plantengeslacht (Artemisia), met name absint'
categorie:
leenwoord
Mnl. alsne [1240; Bern.], alsen [1253; CG II, Gez.reg.]; vnnl. alzen, alsen [1511; Herbarius i.D.], alsene, alsine [1515; MNW]; nnl. alsem (met aanpassing van het achtervoegsel aan woorden als bezem, bodem, boezem, droesem).
Vermoedelijk gaat het woord terug op middeleeuws Latijn aloxinum < Grieks alóē oxínēs 'bittere aloë', zie aloë, al blijft de vorm van het Griekse woord vreemd.
Ohd. alahsan, alahsna 'absint'; nfri. alsem, a(a)lst.
Literatuur: Frings 1968, 90
Fries: alsem


  naar boven