1.   octrooi zn. 'patent, patentverlening'
categorie:
leenwoord
Mnl. otroy 'toestemming' in biden otroye van zinen voeghden 'met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordigers' [1276; VMNW], octroy 'toestemming, vergunning' [1412; MNW aengelant]; vnnl. octroy 'exclusief recht op het drukken van een boek' [1637; Statenbijbel, Acte van Authorisatie]; nnl. octrooi 'exclusief recht om een bepaald product te maken of te verkopen' in op nieuw ... gedane uitvindingen of verbeteringen, ... regten voor eenen bepaalden tijd kunnen verleend worden ..., onder den naam van octrooijen [1817; WNT].
Ontleend aan Oudfrans octroy 'toestemming, vergunning' [14e eeuw; TLF], afleiding van octroyer 'verlenen, toekennen' [1372; TLF], eerder al otreier, otroier 'machtigen, toestaan' [1080; Rey], waarbij ook al het zn. otrei, otroi bestond. Het werkwoord otroier is ontwikkeld uit middeleeuws Latijn auctorizare 'goedkeuren, garanderen, machtigen'. Het was vooral een juridisch begrip; onder invloed van het bij de gebruikers van dit woord bekende Latijnse equivalent ontstonden de vormen octroyer en afleidingen, met een -c- zoals in het Latijn. Het Nederlands volgde deze Franse ontwikkeling met enige vertraging: nog in de 16e eeuw verschijnen vormen met ot-, zoals in ottroybrief 'officiƫle schriftelijke vergunning' [1525; MNHWS].
Aanvankelijk betekende octrooi net als in de brontaal 'toestemming', meestal in juridische context, dus 'schriftelijke toestemming, vergunning'. Hierbij hoorde het werkwoord mnl. o(c)troyeren 'toestemmen, vergunnen'. In het Nederlands heeft octrooi later een eigen betekenisontwikkeling ondergaan: de 19e-eeuwse betekenis 'patentverlening' is in het Frans onbekend.
Fries: oktroai


  naar boven