31.   cafeïne zn. 'gif in koffie, thee etc.'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. caffeïne, syn. coffeïne 'zekere alcaloïde' [1857; WNT Aanv.], caffeïne "een alcaloïde in de koffie" [1872; Dale].
Via Frans caféine [1823; Rey] of rechtstreeks ontleend aan ouder Duits Caffein [1821; Kluge], gevormd uit café 'koffie', zie koffie, zie ook café, en het achtervoegsel -ine.
Het woord Caffein is bedacht door de Duitse chemicus Friedrich Ferdinand Runge, die de stof in 1821 uit koffie en thee extraheerde. Sinds ca. 1900 is in het Duits naar internationaal voorbeeld (Neolatijn coffeïnum, met name op basis van Engels coffee 'koffie') de vorm Koffein gebruikelijk. Ook in het Nederlands komt om diezelfde reden coffeïne voor.
Fries: kafeïne,koffeïne
32.   caleidoscoop zn. 'weerspiegelende kijker'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. kaleidoscoop 'kijker met spiegels' [1838; WNT], kaleidoskoop "een schoonheidskijker ... ook myriomorphoskoop genaamd" [1847; Kramers], caleidoscoop [1872; Dale].
Ontleend aan Engels kaleidoscope [1817], een geleerde schepping, bedacht door de uitvinder, de Schotse natuurkundige Sir David Brewster (1781-1868), en gevormd uit het bn. Grieks kalós 'mooi' (zoals in kalligrafie 'schoonschrijven'), het zn. eĩdos 'vorm, gestalte', zie idee, en het achtervoegsel -scopium uit het werkwoord skopeĩn 'kijken, zien', zie ook bioscoop.
Fries: kaleidoskoop
33.   centrifugaal bn. 'middelpuntvliedend'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. in de samenstelling centrifugaalkracht 'middelpuntvliedende kracht' [1824; Weiland], centrifugaal 'middelpuntvliedend' [1872; Dale].
Ontleend aan Engels centrifugal [1687; OED], een afleiding van Neolatijn centrifugus 'middelpuntvliedend', een woord bedacht door Sir Isaac Newton (Principia 1687) op basis van Latijn centrum 'middelpunt', zie centrum, en Latijn fugere 'vluchten', zie fuga.
centrifugeren ww. 'met een centrifuge scheiden, zuiveren enz.'. Nnl. gecentrifugeerd (verl.deelw.) 'gezuiverd (van suiker)' [1896; WNT stroop II]. Ontleend aan Frans centrifuger 'id.' [1871; Rey], afleiding van Frans centrifuge.. ◆ centrifuge zn. 'machine die centrifugaalkracht gebruikt, met name voor het drogen van wasgoed'. Nnl. centrifuge 'machine voor het scheiden van suiker en melasse' [1865; WNT uitlekken I], 'machine voor het ontromen van melk' [1910; WNT reiniging], 'machine voor het drogen van wasgoed' [1918; WNT wegvoeren]. Afleiding van het werkwoord centrifugeren, of ontleend aan Frans centrifuge 'machine voor het ontromen van melk' [1895; Rey], zelfstandig gebruik van het bn. centrifuge 'centrifugaal' [1700; Rey], gevormd op basis van Neolatijn centrifugus 'id.'. Andere centrifugaalmachines, o.a. voor het drogen van wasgoed, heten in het Frans centrifugeuse [1897; Rey].
Fries: sintrifugaal
34.   chromosoom zn. 'drager van erfelijke eigenschappen'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. chromosoom [1907; Sijs 1998], chromosomen (mv.) [1923; WNT reductie].
Internationaal wetenschappelijk neologisme, bedacht door de Duitse geleerde Heinrich Waldeyer (1836-1921) in 1888, gevormd op basis van Grieks khrõma 'kleur', zie chroom, en sõma 'lichaam': chromosomen worden door kleuring zichtbaar.
Fries: gromosoom
35.   chroom zn. 'zeker metaal, scheikundig element (Cr)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. chrom "een nieuw ontdekt metaal" [1824; Weiland], chromium 'metaal' [1872; Dale], chroom 'id.' [1893; WNT uraan].
Internationaal woord, voor het eerst in het Frans als chrome 'metaal, het element Cr' [1797; Rey], door de chemicus N.L. Vauquelin bedacht voor het zojuist ontdekte metaal, betekenisuitbreiding van Frans chrome 'retorische figuur' [1753; Rey], eerder ook al crome 'kruis, modulatie in de muziek' [1562; Rey] < Laatlatijn chroma < Grieks khrõma '(huids)kleur, kleuring, stijl, modulatie', een afleiding van khrṓs 'lichaam, huid, huidskleur', van onbekende oorsprong. Vauquelin koos de naam chrome vanwege de fraaie kleuren van de verbindingen van het element. De wetenschappelijke vorm chromium is gevormd uit Frans chrome en het Neolatijnse achtervoegsel -ium, waarmee chemische elementen worden aangeduid.
Fries: groom
36.   cinema zn. 'bioscoop'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. cinema 'filmtheater' [1914; Dale].
Ontleend aan Frans cinéma 'film, bioscoop' [1893; Rey], verkorting van cinématographe 'bewegende beelden, film' [1892; Rey], woord gevormd door de gebroeders Lumière op basis van Grieks kī́nēma 'beweging', zie kinetica, en gráphein 'schrijven, tekenen', zie -grafie.
De meeste talen hebben het verkorte woord direct of indirect aan cinématographe of cinéma ontleend: Duits Kino; Engels cinema [1913]; Noors kino; Italiaans cinema; Russisch kino. Ook in Nederlandse woordenboeken verschijnen de woorden cinema, kinema en cinematograaf, kinematograaf, die het echter alle afleggen tegen het woord bioscoop.
Literatuur: Sijs 1998, 62-65
37.   coffeïne
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Zie: cafeïne
38.   convergent
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Zie: convergeren
39.   convergeren ww. 'samenbuigen, zich naar één punt richten'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. convergeren "(wisk.) hoe langer hoe meer naderen. Het tegengestelde van divergeren" [1824; Weiland], convergeeren 'zich naar één punt richten, in één punt samenkomen' [1847; Kramers], 'samenkomen, tot elkaar neigen' [1847; Kramers].
Ontleend aan Neolatijn convergere 'naar elkaar toe lopen, samenkomen' < Laatlatijn convergere 'hellen, neigen', gevormd uit com- 'samen' en Latijn vergere 'naderen, hellen, neigen'. Zie ook divergeren.
De term is voor het eerst gebruikt in het Neolatijn door Kepler in 1611 (zie hieronder bij convergent) en werd in de wetenschap snel een internationaal woord; de niet-wetenschappelijke betekenis heeft zich pas vanaf de 19e eeuw ontwikkeld.
convergent bn. 'naderend, samenvallend'. Nnl. convergent 'in één punt samenkomend' [1847; Kramers], 'samenbuigend, naar één punt gericht (van lichtstralen)' [1895; WNT Aanv.]. Ontleend aan Neolatijn convergens, teg.deelw. van het werkwoord convergere. Voor het eerst door de Duitse astronoom Johannes Kepler (1571-1630) in 1611 in het Neolatijn in deze zin gebruikt: radii convergentes 'convergerende stralen'.
40.   cruciaal bn. 'van overheersend belang, doorslaggevend'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. cruciaal 'id.' [1950; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels crucial 'id.' [1830; OED], eerder 'kruisvormig' [1706; OED] < Frans cruciale 'id.' [1561; Rey] (ook 'cruciaal' [1911; Rey], terugontleend aan het Engels), gevormd als medische term (bijv. als spiervorm) op basis van Latijn crux 'kruis, kwelling' (zie kruis) met het bijvoeglijke achtervoegsel -al.
De Britse geleerde Francis Bacon (1561-1626) gebruikte de Latijnse term instantia crucis [1620; OED] als aanduiding voor 'kruispunt van wegen, waar een beslissing genomen moest worden over de verdere richting'; van de Ierse scheikundige Robert Boyle (1627-1692) en de Britse natuurkundige Isaac Newton (1642-1727) is de Latijnse term experimentum crucis [1672; OED] bekend, in de zin van 'uiterst belangrijk doorslaggevend experiment'. De onderzoeker Herschel citeert de woorden van Bacon in 1830 als crucial instance 'doorslaggevend punt', waaruit blijkt dat de term crucial inmiddels in deze betekenis ingang had gevonden.
Fries: krusiaal

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven