111.   infarct zn. 'verstopping van een bloedvat'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. eerst alleen in de Latijnse vorm infarctus 'verstopping in het onderlijf' [1824; Weiland], infarct, infarctus 'id.' [1906; Baale], dan infarct 'verstopping van kleine arteries, waarin bloed wordt opgehoopt' [1914; Kuipers].
Ontleend aan Neolatijn infarctus 'verstopping', een medisch neologisme, afgeleid met het achtervoegsel -to- van infarcīre 'instoppen, volstoppen', gevormd uit in- 3 'in-' en farcīre 'vullen, bezetten, voorzien van', zie farce.
De Franse arts René T.H. Laennec [1781-1826], uitvinder van de stethoscoop, waarmee eindelijk verschillende hart- en longziektes goed van elkaar konden worden onderscheiden, beschreef in 1819 diverse van deze aandoeningen en introduceerde daarbij het woord infarctus voor wat nu een longinfarct wordt genoemd. Hetzelfde fenomeen, namelijk de afsterving van orgaanweefsel door zuurstofgebrek als gevolg van een lokale verstopping van een bloedvat, kan ook bij andere organen dan de longen plaatsvinden. Het bekendst zijn het hartinfarct, in het Nederlands ook wel hartaanval genoemd, en het herseninfarct, ook wel attaque of beroerte genoemd.
Het Frans heeft in navolging van Laennec de Latijnse vorm infarctus behouden; het Duits heeft Infarkt. In het Engels spreekt men van infarction, een woord dat ouder is dan het Franse, maar dan met een algemenere medische betekenis 'verstopping', dus niet alleen van bloedvaten, maar ook bijv. van de humoren of lichaamssappen in het lichaam, of van de ontlasting. In tegenstelling tot het Nederlands blijft Engels infarction beperkt tot strikt medisch taalgebruik. Daarbuiten spreekt men eerder van heart attack en stroke.
112.   informatica zn. 'informatiekunde'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. in een wetenschap van "informatieverwerking, besliskunde en intelligent gedrag", die informatiemathematica of kortweg informatica genoemd zou kunnen worden [1964; WNT Aanv.].
Informatica is wrsch., net als soortgelijke woorden die in dezelfde periode in andere talen zijn ontstaan, bijv. Frans informatique [1962; Rey], Engels informatics [1967; OED], Russisch informátika [1966; OED], een analogievorming uit informatie met het achtervoegsel -ica, Frans -ique, Engels -ics, zoals dat ook voorkomt in andere namen van wetenschappen, bijv. mathematica 'wiskunde', mechanica 'leer van krachten en bewegingen', genetica 'erfelijkheidsleer'.
De bedenker van Frans informatique zou de Fransman Philippe Dreyfus zijn geweest, oprichter van de Société d'Informatique Appliquée in 1962.
113.   insuline zn. 'hormoon uit de alvleesklier'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. insuline [1924; Gabler].
Internationaal wetenschappelijk neologisme, gevormd op basis van Latijn īnsula 'eiland', zie isoleren, en het achtervoegsel -ine, dat in de scheikunde productief is bij het vormen van stofnamen, zie bijv. adrenaline. Aanleiding voor deze naam zijn de groepjes cellen in de alvleesklier die dit hormoon afscheiden en in de anatomie bekendstaan als de eilandjes van Langerhans, naar de Duitse ontdekker ervan, Paul Langerhans (1847-1888).
De naam insuline werd voorgesteld door de Franse fysioloog J. de Meyer in 1909 voor het toen nog hypothetische hormoon. Onafhankelijk daarvan gaven de Canadese ontdekkers van insuline en Nobelprijswinnaars F.G. Banting c.s. het in 1922 dezelfde naam (Engels insulin).
114.   integraal 1 zn. '(wiskunde) functie die een gegeven functie als afgeleide heeft'
categorie:
geleed woord, leenwoord, bedenker bekend, geleerde schepping
Nnl. eerst in de samenstelling Integraal-Rekening 'bepaalde rekenwijze in de wiskunde' [1740; WNT], dan integraal [1773; WNT reek I], de integraalen toond men aan met de letter S voor aan te stellen [1775; WNT].
Verkorting van integraalrekening, dat een leenvertaling is van Neolatijn calculus integralis, waarin integralis een afleiding is van Latijn integer 'geheel', zie integer; voor calculus 'berekening, rekenmethode' zie calculeren.
De Latijnse term werd in 1690 gemunt door een van de pioniers van de integraalrekening, de Zwitserse wiskundige Jakob Bernoulli (1654-1705). Eerder al pleitte de Duitse wiskundige Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) voor de term calculus summatorius 'de rekenkunde van de totalen'. Ze stemden uiteindelijk in met het compromis om Bernoulli's term te gebruiken en Leibniz' symbool, een langgerekte S. In zekere zin is integraalrekening het berekenen van totalen, wat de Latijnse naamgeving verklaart.
integreren 1 ww. 'berekenen van een integraal'. Nnl. integreeren [1775; WNT]. Terugvorming bij het zn. integraal naar het model van klassiek Latijn integrāre, afleiding van integer.
115.   introvert bn. 'naar binnen gekeerd'
categorie:
leenvertaling, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. introvert (zn.) 'naar binnen gekeerd persoon' [1947; Kramers II], (bn.) 'naar binnen gekeerd' [1950; van Dale]. Eerder al de afleiding introversie "binnenwaartskering" [1931; Kramers II].
Nederlandse vorming op basis van Duits introvertiert, Engels introverted en Frans introverti 'id.', termen die in de psychologie in het begin van de 20e eeuw algemene bekendheid kregen door het werk van de Zwitserse psycholoog en filosoof C.G. Jung (1875-1961). Gevormd uit het Latijnse voorvoegsel intrō- '(naar) binnen' (zie introduceren) en vertere 'keren, wenden' (waaruit ook bijv. versie; verwant met worden), met bijgedachte aan een fictief Duits werkwoord *vertieren.
Jung gebruikte in zijn werk ook voor het eerst het door hem bedachte woord extravertiert, zie extravert; het Duitse woord introvertiert met deze psychologische betekenis 'naar binnen gekeerd' bestond echter al voor Jungs tijd, evenals Engels introverted 'id.' [1669; OED].
Zoals bij extravert onder invloed van introvert de nevenvorm extrovert is ontstaan, bestaat van introvert ook een nevenvorm intravert, die echter veel minder frequent is dan extrovert.
116.   iridium zn. 'scheikundig element (Ir)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. iridium [1865; WNT zirkonium].
Internationaal neologisme uit Neolatijn iridium 'id.', afgeleid van klassiek Latijn īris (genitief īridis) 'regenboog', zie iris 1, in 1803 zo genoemd door de Britse ontdekker Smithson Tennant (1761-1815) vanwege de veelkleurigheid van de diverse zoutverbindingen met dit metaal. De uitgang -ium is naar analogie van de vele andere elementnamen met dit achtervoegsel.
117.   jodium zn. 'scheikundig element (I)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. iode 'jodium' [1822; WNT Aanv. jood II], iodium, iodine, iode [1831; WNT Aanv.], jood [1860; WNT Aanv.], vanaf de tweede helft van de 19e eeuw meestal geschreven met j-.
Overgenomen uit Neolatijn iodium, gevormd met het achtervoegsel -ium zoals dat in de meeste wetenschappelijke namen van scheikundige elementen voorkomt, bij de stam iod- van de Engelse naam iodine. Deze Engelse naam werd in 1813 door de Britse scheikundige Sir Humpry Davy (1778-1829) gegeven aan het in 1811 door de Franse salpeterfabrikant Bernard Courtois (1777-1838) bij toeval ontdekte nieuwe element. Engels iodine is gevormd met het in het Engels voor deze groep elementen gebruikelijke achtervoegsel -ine op basis van Grieks ioeidḗs 'violetkleurig', vanwege de paarse kleur van jodiumgas. Het Griekse woord is gevormd uit de bloemnaam íon 'viooltje' en het woordelement -eid- 'gelijkend op'.
De lichtere elementen uit de halogeengroep worden in het Nederlands meestal zonder -ium aangeduid, zie fluor, chloor en broom, maar jodium is gebruikelijker dan het achtervoegselloze jood, wrsch. vanwege de homonymie met de persoonsaanduiding jood. De meeste andere Europese talen hebben de Franse, in 1814 door de Franse scheikundige Louis-Joseph Gay-Lussac (1778-1850) voorgestelde naam iode overgenomen, bijv. Duits Iod, Spaans yodo, Russisch jod.
118.   kalium zn. 'scheikundig element (K)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. kalium [1847; Kramers], daarnaast kali 'kaliumcarbonaat, grondstof voor de productie van kalium' [1856; WNT Supp. alkali]. In de geïsoleerde vindplaats Kali 'plantenmateriaal waaruit potas wordt bereid' [1608; Dodonaeus] is de betekenis niet 'kalium' of 'kaliumcarbonaat', maar 'potas', zie alkali.
Ontleend aan Neolatijn kalium, in 1809 als naam voor het zuivere element voorgesteld door de Duitse scheikundige Ludwig Wilhelm Gilbert (1769-1824). Het is gevormd met het achtervoegsel -ium, zoals in de meeste wetenschappelijke elementnamen, bij het al in 1797 door de Duitse scheikundige Martin Heinrich Klaproth (1743-1817) voorgestelde woord kali 'plantaardige potas'. Dit woord kali was gevormd op basis van alkali 'potas', een woord dat al bekend was bij de middeleeuwse theoloog Albertus Magnus (ca. 1200-1280), die zich ook met alchemie bezighield, en dat ontleend is aan Arabisch al-qalī 'de potas uit zeewier', letterlijk 'het geroosterde', en gevormd uit het lidwoord al en een zn. bij het werkwoord qalāj 'roosteren, koken', verwant met Hebreeuws qālāḥ 'id.', Aramees qelā́ 'verbranden', Akkadisch qalū '(ver)branden'.
Alkali of potas of soda (zie soda) waren in het verleden handelsnamen voor een belangrijke grondstof met vele doeleinden. De naam hing in de praktijk wrsch. vooral af van de ingrediënten, de herkomst en het gebruiksdoel. De stof werd verkregen door het logen en drogen van verbrand organisch materiaal en werd bewaard in potten om het droog te houden. Vandaar de naam potas, samengesteld uit pot 1 'vaatwerk' en as 2 'verbrandingsrest', met als oudste attestaties: potasschen (mv.) [1447; MNW weedassche], potasch [1615; WNT]. Het woord potas is uit het Nederlands ontleend of via leenvertaling overgenomen in vele talen, bijv. Zweeds pottaska [1546; SAOB], Frans potasse [1577; Rey], Engels potash [1648; OED], Duits Pottasche [1716; Kluge21], Italiaans potassa, Russisch potáš [1667; van der Meulen 1959], Deens potaske, Fins potaska.
Tot in de 18e eeuw kende men geen verschil tussen soda (natriumcarbonaat, Na2CO3) en potas (kaliumcarbonaat, K2CO3). Klaproth maakte als eerste het chemische verschil tussen beide stoffen en noemde de minerale potas natron (zie natrium) en de zuivere plantaardige potas kali. In Engeland bleef men de voorkeur geven aan de namen soda en potash. Toen de Britse scheikundige Sir Humphry Davy (1778-1829) in 1807 voor het eerst de elementen natrium en kalium isoleerde, noemde hij deze resp. sodium en potassium. Dit zijn tot op heden de gewone Engelse namen. Potassium is ontleend door de Romaanse en enkele andere talen, bijv. Spaans potasio, Frans potassium, Pools potas, Turks potasyum, Arabisch būtāsiyūm.
Literatuur: Van der Sijs 1998, 140-146
119.   katalysator zn. 'stof die een chemische reactie versnelt of vertraagt; verbrandingsverbeteraar in auto's'
categorie:
geleed woord, leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. katalysator 'stof die een chemische reactie versnelt' [1903; WNT versnellen], ook overdrachtelijk 'dat wat een proces of verloop bevordert' [1976; van Dale].
Afleiding van het zn. katalyse 'werking van een stof of een chemische reactie' [1861; WNT Aanv.], een internationaal neologisme, in 1835 als Engels catalysis gevormd door de Zweedse scheikundige Jöns Jakob Berzelius (1779-1848), op basis van klassiek Grieks katálusis 'ontbinding', een afleiding van katalūein 'ontbinden, opheffen, beëindigen', gevormd uit kata- 'neer, omlaag'en lūein 'losmaken', verwant met los 1 en verliezen. Katalysator is wrsch. gevormd naar het voorbeeld van Duits Katalysator; Engels catalyst en Frans catalyseur zijn gevormd met andere achtervoegsels.
Berzelius' eerste beschrijving van catalysis ging over de ontbinding van waterstofperoxide (H2O2) in water (H2O) en zuurstof (O2); die chemische reactie werd versneld door toevoeging van een andere stof, die zelf niet veranderde, in dit geval platina. Een dergelijke versnellende stof werd later katalysator genoemd. Ook vertraging van een chemische reactie heet katalyse, maar in de praktijk gaat het meestal om versnelling.
Een nieuwe betekenis van katalysator is 'toestel in een benzine- of dieselmotorvoertuig dat d.m.v. katalyse een betere verbranding van uitlaatgassen bewerkstelligt'. Deze apparaten werden in de de jaren 1980 ontwikkeld en sindsdien in steeds meer auto's verplicht ingebouwd.
Fries: katalysator
120.   kathode zn. 'negatieve elektrode'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. kathode [1855; Fock].
Ontleend aan Engels cathode 'id.', een door de Engelse natuurkundige Michael Faraday (1791-1867) in 1834 geïntroduceerd neologisme op basis van Grieks káthodos 'weg omlaag, terugweg', dat gevormd is uit kata- 'neer, omlaag' en het zn. hodós 'weg'. Zie ook anode, diode en elektrode.
Fries: katoade

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven