1.   orgie zn. 'losbandig feest'
categorie:
leenwoord
Nnl. órgie (mv. órgiën), orgié (mv. orgiéën) 'feest ter ere van Bacchus; zuippartij' [1824; Weiland], 'overvloed, overdadige weelde' in een orgie van kleuren en geluiden [1902; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans orgie (aanvankelijk alleen mv.) 'godsdienstige feesten ter ere van Bacchus' [1469; TLF], 'losbandig feest' [1631; TLF], 'grote overvloed, overdaad' [1831; TLF], dat via Latijn orgia (mv.) 'nachtelijke feesten ter ere van Bacchus' is ontleend aan Grieks órgia 'geheime rite, geheime eredienst, meestal gewijd aan Dionysus', dat van dezelfde pie. wortel is afgeleid als werk. In het Nederlands trad spellinguitspraak op.
De verering van Dionysus, de Griekse vruchtbaarheidsgod en vooral de wijngod die door de Romeinen vereenzelvigd werd met Bacchus, had een buitengewoon extatisch karakter met primitieve, animale trekken. Zie ook bacchanaal.
Fries: orgy


  naar boven