1.   orgasme zn. 'seksueel hoogtepunt'
categorie:
leenwoord
Vnnl. in gelatiniseerde vorm orgasmus in De orgasmus is niet anders als Sappen die sig uyt-setten gelijk de melk op het vuur [1689; WNT]; nnl. orgasme 'sterke beweging van het bloed en andere vochten, hevige aandrift' [1886; Kramers], 'sterke bloedsaandrang naar de geslachtsdelen; sterke aandrift' [1926; Kramers II], orgasmus 'seksueel hoogtepunt' [1932; WNT Aanv.].
Ontleend, wellicht (De Vooys 1954) via Engels orgasm 'seksueel hoogtepunt' [1802; OED], eerder al 'razernij' [eind 17e eeuw; OED], aan Neolatijn orgasmus 'hevige (seksuele) aandrift', zelf ontleend aan Grieks orgasmós 'orgasme', afgeleid van orgãn 'wild, woest zijn; opzwellen van wellust, verlangen naar seksueel verkeer', een afleiding van orgḗ 'opwinding, boosheid'.
Grieks orgē is verwant met Sanskrit ūrjā́ 'sap en kracht; voeding'; Oudiers ferc 'boosheid' < pie. *uerǵ-/*uorǵ- 'opzwellen (van vocht)' (IEW 1169).
Fries: orgasme


  naar boven