1.   oregano zn. 'kruid, wilde marjolein (Origanum vulgare)'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Vnnl. eerst in de vorm orega '(geneeskrachtig) kruid' in de gheslachten van origanum oft orega zijn ... tweederhande: ... de Spaensche orega, ende het wilde gheslacht van orega, dat wij ... grove marioleyne plegen te noemen [1608; WNT orego], dan ook origane in lavender, thijm, origane ... [na 1624; WNT palpiteeren], ook nog orego [1642; WNT orego], orege in zap van orege is goed voor ... [1696; WNT zwering II]; nnl. dan de vorm oregano 'Italiaans keukenkruid' [1968; Mengelberg].
In de huidige vorm is oregano 'keukenkruid' ontleend aan Spaans orégano 'wilde marjolein' [14e eeuw; Corominas], uit Latijn orīganum, dat zelf ontleend is aan Grieks orī́ganos, oreíganos, waarvan de verdere herkomst onbekend is; de plant is afkomstig uit Afrika. De oudere vorm origane met als voornaamste betekenis 'geneeskrachtig kruid' is wrsch. ontleend via Frans origan 'id.' [13e eeuw; TLF]. De oudste vorm orega en de varianten orego, orege 'artsenijkruid' moeten ook zijn ontleend via het Iberisch schiereiland, waar varianten bestaan als Catalaans orenga en Gallicisch ourogo. Orego komt als naam van een geneeskrachtig kruid voor tot zeker halverwege de 20e eeuw (WNT).
In de oudheid verklaarde men de Griekse naam pseudo-etymologisch als een samenstelling van óros 'berg' en gános 'glans, schittering, vrolijke aanblik'; de betekenis zou dus ongeveer zijn 'dat wat schitterend, vrolijk is in de bergen'.
Fries: oregano


  naar boven