1.   tenzij vgw. 'behalve indien'
categorie:
samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking
Onl. hit ne sī 'behalve' alleen in een samengetrokken vorm in hinase hi[c] [e]nda thu 'behalve ik en jij' [1091-1110; CG II-1, 130]; mnl. het ne si (dat), het en si (dat) 'behalve (als)', op diverse manieren verkort, in hi sal wesen int forfait ... hensi dat hi ghetogen mach dat ... 'hij zal boeteplichtig worden geacht ... tenzij hij kan aantonen dat ...' [1237; VMNW het], ende dane niet sceiden. het en si bi sinen wille 'en daar niet vandaan gaan, behalve als hij (de graaf) het wil' [1290; VMNW dane], Niemant en sal ... ten si hem bevolen voor den grave 'niemand mag ..., behalve als het hem bevolen is door de graaf' [1290; MNW-B gebode], die verboert een boet van .x. pont hollands, het en si dat die baliu, ende die amboechts here kennen dat ... 'die krijgt een boete van 10 Hollandse ponden, behalve als de baljuw en de ambachtsheren constateren dat ...' [1297; VMNW maech], Tensi dat wy ons beteren leeren 'behalve als we leren ons (leven) te beteren' [1400-20; MNW-R]; vnnl. ten sy hy altemael mal is 'behalve als hij volkomen gek is' [1612; iWNT].
Samentrekking van mnl. het en si dat 'zij het niet dat', later met weglating van het onderschikkend voegwoord dat. Hierin is het het onzijdige persoonlijk voornaamwoord van de 3e persoon enkelvoud, zie het; en is een nevenvorm van het Germaanse ontkenningspartikel ne 'niet', zie nee(n); en si is de aanvoegende wijs (conjunctief) van het werkwoord zijn 1.
Uit het en si dat als deel van een voorwaardelijke bijzin ontstond het huidige algemene gebruik van tenzij. Het en si kon ook worden gecombineerd met een bijwoordelijke bepaling, zoals in het citaat uit 1290. De oorsprong van tenzij schemert nog door in verbindingen als tenzij anders vermeld, tenzij anders overeengekomen, tenzij goed verpakt, waarin het hulpwerkwoord zijn wordt weggelaten.
Parallel met de ontwikkeling van het en si tot tenzij, ontstond uit het en ware de vorm tenware. Hierin is ware de verleden tijdsvorm van de conjunctief van zijn.
Fries: -


  naar boven