Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "verkorting"

251 tot 260 van 335

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



mops
moraal
moreel
morel
mores
morfeem
morfologie
morganatisch
morgen 1
morgen 2

mormel

morren
morsdood
morse
morsen
mortel
mortier 1
mortier 2
mos
moskee
moslim


251.   mormel zn. 'lelijk schepsel'
categorie:
verkorting, leenvertaling
Vnnl. eerst in de langere vorm murmeldier 'marmot' [1542; Claes 1997]; nnl. mormeldier ook 'akelig wezen, vreselijk mens' Pittacus ... had ... een mormeldier getrouwd [1770; Vad.lett., 25], ook marmeldier 'marmot' [1771; WNT], mormeldier wordt gebezigd voor elk klein hondje, mooi of leelijk [1862; Taalgids 4, 39], mormeldier 'lelijk of lastig kind' in terwijl ik dit mormeldier zoet houde [1865; WNT], ook in de verkorte vorm mormel als scheldwoord voor een hond in krulhond ... wat een mormel! [1839; WNT] en in het kleintje ... het kind ... het mormel [1887; Groene Amsterdammer].
Verkorting van mormeldier, een gedeeltelijke leenvertaling van Duits Murmeltier; dat woord is een vervorming door associatie met het woord Tier 'dier', zie dier, van Middelhoogduits mürmendīn < Oudhoogduits murmunto, murmuntīn 'marmot', zie marmot. De vorm marmeldier is wrsch. een contaminatie van marmot en mormeldier.
De betekenisontwikkeling van mormeldier in het Nederlands is wrsch. als volgt verlopen: uit de betekenis 'marmot, klein schepseltje' ontstond de betekenis 'akelig wezen', met name gebruikt voor honden en kinderen, vroeger ook voor volwassenen. In deze denigrerende betekenissen is het woord verkort tot mormel.
Fries: - (lilkert)
252.   mot 2 zn. 'ruzie, twist'
categorie:
verkorting, leenwoord
Nnl. mot 'oorveeg, slag' [1865-70; Schuermans], mot zoeken 'ruzie zoeken' (studentikoos gebruikt) in omdat hij met Kloos heeft gemotzocht [1891; Endt 1974], mot 'ruzie' in motte we weer mot met Arie krijgen? [1900; WNT zullen I].
Traditioneel neemt men aan dat de betekenis 'ruzie' is ontwikkeld uit dialectisch mot, motte 'klap, slag, mep', dat door NEW, Toll. en EDale als een klankwoord wordt verklaard. Volgens Debrabandere is het echter een verkorte vorm van West-Vlaams blamot 'murw' in iemand blamot slaan, Oost-Vlaams plamote 'kaakslag, mep', Zeeuws plamoten 'handen'. Dit zijn vormen met dialectische -o- uitspraak van lange -a- van een woord dat ook voorkomt als West-Vlaams plamate 'plak, strafwerktuig voor kinderen' en dat voor het eerst verschijnt als vnnl. plamate, palmate in kinderen ... die men noch slaet met plamaten ende roeden [1555; Stall. III, 89], palmmaete, plammaete, palmatorie 'roede waarmee de handpalm van kinderen geslagen wordt, plak' [1599; Kil.]. Dit woord is zowel met als zonder metathese van de -l- ontleend aan Latijn palmātus 'met de vlakke hand gedaan', verl.deelw. van palmāre 'met de vlakke hand doen', afleiding van palma 'binnenkant van de hand, handpalm', zie palm 2.
Uit Latijn palmata ook Oudfrans palmee, pamee 'klap met de handpalm'. De betekenis van Zeeuws plamoten 'handen' staat nog dicht bij 'handpalm'; Frans paumé 'verdwaasd, helemaal van de kaart', letterlijk 'met de handpalm geslagen', heeft nagenoeg dezelfde betekenis als West-Vlaams blamot 'murw geslagen'.
Literatuur: F. Debrabandere (2005), "Het woord mot 'mep' ", in: Liber Amicorum Willy Pijnenburg, Leiden, 45-51
Fries: mot
253.   mum
categorie:
verkorting
Zie: minimum
254.   musical zn. 'theaterstuk met zang en dans'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. musical 'muziekfilm' in groots opgezette "musical" [1934; Vaderland], in ons voorprogramma ... een pittige musical [1936; Vaderland], 'theaterstuk met veel zang' in de musical wordt opgevoerd door ... [1959; Reinsma 1975], de operette-nieuwe stijl, de musical [1970; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels musical 'toneelstuk of film waarin muziek een essentiële rol speelt' [1938; OED], verkorting van musical comedy 'komedie met muziek' [1795; BDE]; musical is net als Nederlands muzikaal ontleend aan Frans musical, zie muziek.
De moderne musical comedy werd in de jaren 1890 in Londen ontwikkeld als een soort versmelting van operette, klucht en variété; de verkorting tot musical heeft in Noord-Amerika plaatsgevonden en is voor het eerst aangetroffen in het Canadese damestijdschrift Chatelaine (OED).
Literatuur: Grove 2001, 12, 815-822
Fries: musical
255.   muzak zn. 'zachte achtergrondmuziek'
categorie:
leenwoord, bedenker bekend, verkorting
Nnl. muzak 'achtergrondmuziek' in Muzak: werking, functies en invloeden [1981; Celis], 'onbestemde achtergrondmuziek in liften, lounges, restaurants, wachtkamers e.d.' in de muzak deint al bijna onopgemerkt voorbij [1982; Reinsma 1984].
Ontleend aan Amerikaans-Engels muzak 'achtergrondmuziek'. De merknaam Muzak is bedacht door George O. Squier (1863-1934), een hoge Amerikaanse militair bij de verbindingstroepen, die ook veel wetenschappelijk onderzoek deed op het gebied van elektriciteit en radio. In 1922 stichtte hij Wired Radio, een dienst die via geluidsbedrading muziek van grammofoonplaten overbracht naar werkplaatsen, om de arbeiders tot betere productie te stimuleren. In 1934 bedacht hij voor dit nog steeds bestaande bedrijf de naam Muzak, gevormd uit de eerste letters van music 'muziek', zie muziek, en de laatste letters van Kodak, een merknaam die hij zeer treffend vond. Kodak is bedacht door George Eastman in 1888 en door hem uitgelegd als een klanknabootsing van het geluid van de sluiter van een camera.
De merknaam Muzak werd al snel bij overdracht gebruikt voor de achtergrondmuziek zelf en daarna vooral voor het type muziek met zeer simpele arrangementen dat gebruikt wordt als muzikaal behang om productie te verhogen of winkelend publiek tot meer aankopen te stimuleren; het woord heeft inmiddels tamelijk negatieve connotaties.
Literatuur: Frieda Celis (1981), Muzak: werking, functies en invloeden van "wetenschappelijk" geprogrammeerde muziek in sociale organisaties, afstudeerscriptie Gent
Fries: muzak
256.   nasi zn. 'rijstgerecht'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. nassi 'gekookte rijst' [1827; Olivier], nasi goreng 'gerecht van gebakken rijst' [1914; Van Dale], nasi 'nasi goreng' [1992; Van Dale].
Ontleend aan Maleis nasi 'gekookte rijst'. In gerechtnamen uit Nederlands-Indië kwam dit woord meestal voor in combinatie met een specificerend ander Maleis woord. In Nederland raakte vooral de nasi goreng, letterlijk 'gebakken rijst' bekend en populair. In de algemene taal wordt dit vaak verkort tot nasi.
Literatuur: J. Olivier (1827-30), Land- en zeetogten in Nederland's Indie, en eenige Britsche etablissementen, gedaan in de jaren 1817 tot 1826, Amsterdam, 32-3a
Fries: nasi
257.   nazi zn. 'nationaal-socialist'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. nazi 'nationaalsocialist' in het verkiezingssucces der nazi's ... de Hitlerianen [1930; Groene Amsterdammer], de Nazi's ... de oorlogsindustrie [1931; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Duits Nazi, spottende verkorting van Nationalsozialist 'lid of sympathisant van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP)', waarvan Adolf Hitler vanaf 1920 de leider was en die van 1933 tot 1945 in Duitsland aan de macht was; national is een afleiding van Nation 'staat, volk', zie natie en Sozialist een afleiding van Sozialismus, zie socialisme.
Nazi was spottend gemodelleerd naar ouder Duits Sozi, verkorting van Sozialist 'socialist'; ook Nazi als verkorting van de naam Ignatius, in Zuid-Duitsland gebruikt voor 'stuntel, sufferd', speelde een rol. De nationaalsocialisten namen de spotnaam enige tijd als geuzennaam over, maar deden hem uiteindelijk in de ban.
Fries: nazi
258.   nel zn. (NN) 'troef in een kaartspel'
categorie:
verkorting, leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. menel 'op een na hoogste troefkaart' in zy hebben jas in de eene, en menel in de andere hand 'hoogste en tweede troef' [1727; WNT manille], minelle 'zeker kaartspel' [1738; WNT manille], nel 'troef' [1809; Wdb. ND], 'op een na hoogste troefkaart' in jas ... nel en aas 'troefboer, troefnegen en aas' [1840; WNT].
Nel is een verkorting van de oudere vormen menel, minelle, die ontleend zijn aan Frans menille, variant van manille 'troef bij een kaartspel' [1696; TLF], ouder malille 'troef in het omberspel' [1660; TLF], ontleend aan Spaans malilla 'tweede troefkaart' [1604; Corominas], verkorting van carta malilla 'kaart die iets minder is, de tweede kaart na de beste'; malilla is het vrouwelijke verkleinwoord van malo 'slecht', letterlijk is deze kaart een 'slechterikje, ondeugend ding', omdat het een lage kaart is die van grote invloed kan zijn. Malo < Latijn malus 'slecht', verwant met mal 1 'dwaas'.
Fries: nel
259.   neven vz. 'naast, bij'
categorie:
verkorting
Mnl. neven 'naast' in neven dies clais lene of oest alf 'naast het land van deze Klaas aan de oostzijde' [1267; VMNW], neuen marasche 'nabij het moeras' [1287; VMNW], neffen der muyeren 'naast de muren' [1479; MNW-P].
Verkorting van *in even 'op gelijk niveau', dus uit in en even 1.
Os. an eban; ohd. ineben, neben (mhd. eneben, neben, nhd. neben); oe. on efn (me. anent); ofri. newen, niōn (nfri. njonke(n) < *newen-like); alle 'naast, bij enz.'.
De gewone vorm van dit voorzetsel was mnl. neven. Onder invloed van neffens (zie nevens) ontstond daarnaast de bijvorm neffen.
Als voorzetsel is neven verouderd. Het bestaat nog wel in enkele samenstellingen, bijv. in het nevenstaand adres 'het hiernaast gedrukte adres' [1813; iWNT], De voegwoorden [worden] verdeeld in twee soorten: in nevenschikkende ... en onderschikkende [1846; iWNT], neven-effectwerking [1918; Groene Amsterdammer], de talrijke nevenvormen en verbasteringen (van een woord) [1923; Vaderland], talrijke nevenfuncties [1946; iWNT assurantie], een nevenproduct der ruwijzerbereiding [1954; iWNT]. Het voorkomen van dergelijke samenstellingen staat mogelijk onder invloed van Hoogduits neben- met dezelfde functie.
Fries: njonke(n)
260.   omdat vgw. 'aangezien, om reden dat'
categorie:
verkorting
Mnl. ombe dat dat en ombe dat (ook om(me)) 'opdat, omdat' in Ombe dat [hi] moge weten huo ...; so stat hier achter ... gescreuen 'opdat hij zal weten hoe ..., staat hierachter geschreven ...' [1236; VMNW], ombe dat dat si ... sin sculdech tehoude der stade uerde 'omdat ze de vrede in de stad moeten handhaven' [1237; VMNW], ombe dat arnout de smet hadde en wif 'omdat Arnoud de Smid een vrouw had' [1257; VMNW], omdat dat dese dinch vast soude blieuen ... so seghelden wi dese littren 'opdat deze zaak vast zou staan, verzegelden wij deze brief' [1264; VMNW].
Verkorting van mnl. omme dat dat 'om die reden, dat', uit het voorzetsel om (mnl. ombe, omme, om) en het aanwijzend voornaamwoord resp. voegwoord dat.
Mhd. umbe daz 'opdat'.
Mnl. omme dat betekent in eerste instantie 'om dat', dus 'om die reden', zoals in ende omme dat Die felle uiant ... heft geuenset eenen raet 'en daarom heeft de boosaardige duivel een list bedacht' [1265-70; VMNW]. In combinatie met dat en een bijzin kreeg het de betekenis 'omdat' (bijzin in de indicatief) of 'opdat' (bijzin in de conjunctief). Ook explicietere combinaties kwamen voor, zoals omme dat sake dat. Door verkorting ontstond hieruit de voegwoordelijke combinatie om(me) dat 'opdat, omdat'. Alle genoemde constructies komen in beide betekenissen al in de 13e eeuw voor. De eerstgenoemde, bijwoordelijke betekenis raakte in het Middelnederlands verouderd. Met het verdwijnen van de conjunctief uit het algemene taalgebruik raakte ook de betekenis 'opdat' verouderd. De aaneengeschreven vorm omdat komt ook al sinds de 13e eeuw voor, maar werd pas in de Nieuwnederlandse periode de gewone vorm.
Het onderscheid tussen een oorzaakaanduidend doordat en een redengevend omdat is pas rond 1860 kunstmatig opgelegd, zie doordat.
Fries: omdat, om 't

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven