1.   picknick zn. 'maaltijd in de openlucht'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. picnic 'maaltijd in de buitenlucht' in een avond-picnic ... een koud souper, in mandjes meegebracht [1881; Groene Amsterdammer], een pic-nic bij de beroemde watervallen [1892; Groene Amsterdammer], picknick [1922; iWNT].
Ontleend, in de moderne vorm aan Engels picnic 'maaltijd in de openlucht' [1826; OED], eerder al 'maaltijd waaraan ieder financieel of praktisch bijdraagt' [1807; OED]. Het Engelse woord is zelf ontleend aan Frans pique-nique 'id.' [1694; TLF], waarvan de herkomst niet helemaal duidelijk is. Mogelijk is pique-nique een rijmende reduplicatie van piquer 'prikken, oppikken', zie pikken; de betekenis is dan iets als '(maaltijd van) prikje doen, dingetjes pakken'. Een andere mogelijkheid is dat het woord gevormd is uit piquer en Oudfrans nique 'niets, waardeloos ding' [14e-15e eeuw; TLF] (Nieuwfrans 'spot, verachting'), van een stam nik- die onverschilligheid, verachting en spot inhoudt en waarvan de verdere herkomst onbekend is; de betekenis is dan '(maaltijd van) onbelangrijke dingetjes prikken'.
Er zijn oudere Engelse citaten waarin het woord voorkomt, maar die betreffen een maaltijd in Frankrijk: pique nique [ca. 1800; OED], of in Duitsland: Pic-nic [1748; OED].
De spelling met -ck, die in het Engels ongewoon is, is ingeburgerd onder invloed van Duits Picknick.
Fries: picknick


  naar boven