1.   heel bn. 'onverdeeld, ongeschonden'; bw. 'zeer'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. heel (bn.) 'gezond; ongeschonden; geheel, onverdeeld' in een heel bodel 'de hele huisraad' [1289; CG I, 1343], sulke wonde sine wart hem heel jn .xl. dagen 'die wond van hem heelde in 40 dagen' [1260-80; CG II, Wr.Rag.]. Daarnaast als bijwoord: 'helemaal, geheel en al, volkomen' in heel ende al antasten 'zich helemaal toe-eigenen' [1453-97; MNW]; vnnl. al hele in di 'geheel in jou' [ca. 1500; MNW], dat ghy d' arme onnoosel heel hebt vergheten [1578; WNT]. bw. van graad in den heel const-liefdigen Goltzio 'de zeer kunstminnende Goltzio' [1604; WNT].
Os. hēl 'gezond' (mnd. hēl); ohd. heil 'gezond, volledig, verlost' (nhd. heil 'gezond, volkomen'); ofri. hēl 'gezond, compleet'; oe. hāl 'gezond' (ne. whole 'geheel', hale (and hearty) 'gezond (en wel)'); on. heill 'gezond, compleet' (nzw. hel 'geheel'); got. hails 'gezond'; < pgm. *haila-. Voor een variant met umlaut zie het zn. heil en zie ook de afleiding heilig.
Buiten het Germaans alleen verwanten in het Balto-Slavisch: Oudkerkslavisch cělŭ 'geheel' (Russisch célyj, Tsjechisch celý 'geheel') en Oudpruisisch kails 'heil!', kailūstitun 'gezondheid'. Indien het woord Indo-Europees is, is de klankcorrespondentie echter niet volledig. De Germaanse vormen wijzen op pie. *kh2eilo- of *keh2ilo-, terwijl de Balto-Slavische een laryngaal uitsluiten en wijzen op een wortel pie. *keil-. Deze formele problemen en de beperkte geografische spreiding kunnen wijzen op een gemeenschappelijke herkomst uit een voor-Indo-Europese substraattaal.
In het Middelnederlands was heel synoniem met, maar minder frequent dan geheel (hetzelfde woord met het versterkende voorvoegsel ge- (sub g)) en gans 2. Dat laatste woord is een ontlening aan het Hoogduits en in het BN nog wel gebruikelijk als men (ge)heel wil vermijden omdat het spreektaal is. Geheel is in de NN spreektaal verouderd en grotendeels vervangen door het bijvoeglijke heel en het bijwoordelijke helemaal (< heeltemaal; zie ook helegaar). In vergelijking met het Middelnederlands is ook het gebruik van heel beperkter: de Middelnederlandse betekenis 'gezond' is verouderd, maar nog terug te vinden in helen 1 'genezen'. In attributief gebruik betekent heel meestal alleen 'compleet, onverdeeld' (de hele dag, de hele stad); predicatief alleen nog 'ongeschonden, niet kapot' (is het nog heel?).
Gebruik als bijwoord is pas Laatmiddelnederlands; eerst nog als bijwoord van graad 'in zijn geheel, helemaal', zowel in combinatie met werkwoorden als met bijvoeglijke naamwoorden, later met de verzwakte betekenis 'volkomen' > 'zeer', vrijwel uitsluitend voor bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden.
Literatuur: Boutkan 1998, par. 2.6


  naar boven