1.   oktober zn. 'tiende maand van het jaar'
categorie:
leenwoord
Ontleend aan de Latijnse maandnaam octōber (genitief octōbris), zelfstandig gebruik van het bn. in de verbinding mēnsis octōbris 'oktobermaand', waarin het tweede woord is afgeleid van octō 'acht', verwant met acht 1, de achtste maand gerekend vanaf het oude jaarbegin op 1 maart. Zie ook september, november en december, resp. de 'zevende', 'negende' en 'tiende maand'.
Fries: oktober


  naar boven