1.   berenklauw zn. 'schermbloemige plant (Heracleum sphondylium)'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Mnl. berenclau, berenclawe, beercla(e)u [1350-1400; MNHWS]; vnnl. beerenclaeuw "Acanthus", beerenclauw "Spondylion" [beide 1554, bij Dodonaeus; WNT], beren-klauw 'acanthus, sierplant; berenpoot' [1599; Kil.].
Leenvertaling van, of zelfstandige vorming naast, Latijn branca ursina, letterlijk 'klauw van een beer' en 'berenklauw, acanthus', gevormd uit beer 1 en klauw.
Mnd. berenklawe, barenklawe; mhd. ber(e)nklawe (nhd. Bärenklau); nfri. beareklau [1955; WFT] naast bearepoat [1934; WFT].
De naam berenklauw wordt zowel gegeven aan Heracleum sphondylium, de Europese berenklauw, en Heracleum persicum, de grote berenklauw, als aan Acanthus, de botanisch in een geheel andere familie thuishorende Acanthus. De vagelijk op die van de echte berenklauw gelijkende bladeren van de Acanthus zijn uit de bouwkunst bekend als motief, onder andere voor de kapitelen van Corinthische zuilen. De naam zou dan te danken zijn aan het feit dat de bladeren van deze planten, of wellicht ook de zaden of de vruchtbeginsels, op (de afdrukken van) berenpoten zouden lijken.
Literatuur: Brok 1993, 9-22
Fries: beareklau [1955; WFT].


  naar boven