1.   katafalk zn. 'verhoging voor het opbaren van een dode'
categorie:
leenwoord
Nnl. catafalco "een lijktoestel, die in Italie voor voorname personen in de kerken opgerigt wordt" [1832; Weiland], catafalk "verhevenheid waarop de doodkist v. eenen gestorvene v. hoogen rang in eene kerk of ander gebouw wordt ten toon gesteld" [1847; Kramers], katafalk [1851; WNT].
Ontleend via Frans catafalque 'id.' aan Italiaans catafalco 'id.' [voor 1494; DEDLI]. Dit is slechts één vorm van de vele varianten die in het middeleeuws Latijn zijn opgetekend, zoals cata-, cada-, scada-, sca- met een tweede lid faltus, faldus, phallus, pallus, etc. (OED); de uitgang -co/-que/-k is dus wrsch. secundair, bijv. uit een uitgang -icum, vulgair Latijn *catafalicum. De etymologie is onzeker, maar vanwege de gemeenschappelijke lettergreep -fal- en de woordbetekenis wordt als oorsprong van het tweede lid meestal het zn. klassiek Latijn fala 'houten stellage' aangenomen, dat wrsch. een Etruskisch leenwoord is. Over het eerste lid bestaat minder zekerheid; wrsch. gaat het om Grieks kata- 'neer-, omlaag', zie kata-.
Uit de Noord-Franse equivalenten met (e)ska- zijn in het Engels scaffold '(bouw)steiger; schavot, platvorm' en in de continentaal-Germaanse talen de onder schavot genoemde woorden ontstaan. De standaard-Franse vorm werd échafaud. De gemeenschappelijke betekenis van al deze woorden is 'houten stellage', maar in de afzonderlijke Romaanse en Germaanse talen zijn verschillende toepassingen daarvan de belangrijkste geworden.
Fries: -


  naar boven