1.   kata- voorv.
categorie:
leenwoord
Grieks bijwoord, voorzetsel en voorvoegsel kata, káta, katá 'vanaf, neer, omlaag; tegen, tegenover', dat in samenstellingen ook alleen versterking of volledigheid kan uitdrukken. Voor klinkers en h heeft het voorvoegsel de vorm kat-.
Verwant met: Oudiers cét, Oudwelsh cant; Hittitisch katta 'onder, met, langs'; < pie. *ḱnt- of *ḱnet-, wrsch. bij pie. *ḱo(m) 'samen, met', waarvoor zie com- en ge-.
In het Grieks was kata- als voorvoegsel zeer productief. In het Nederlands komt het uitsluitend voor in leenwoorden. In de meeste gevallen zijn die ontleend via het Latijn en een van de moderne talen. De oorspr. betekenis 'neer, omlaag' is nog enigszins herkenbaar in katapult 'slingerwerktuig', katheter 'ingebrachte buis' en kathode 'negatieve elektrode'. In andere gevallen drukt kata- in het Griekse bronwoord meestal al niet meer dan versterking of volledigheid uit. In veel gevallen is ook de betekenis van het samengestelde of afgeleide woord zelf verschoven of vernauwd vergeleken bij het Grieks. Zie verder catalogus, catastrofe, catechese categorie, kadaster, katalysator, katheder, katholiek. Onduidelijk is het eerste lid in catacombe.
Fries: kata-


  naar boven