1.   linie zn. 'reeks militaire verdedigingseenheden'
categorie:
leenwoord
Mnl. linie 'streep' [1240; Bern.], 'regel' in ghescreven ... tuschen die lenien 'tussen de regels geschreven' [1290; CG I], zeer rechte liniën 'zeer rechte regels' [1488; MNW linie]; vnnl. linie 'evenaar' [1596; Van Donselaar 1998c], linie (naast lijne, lijnie) 'streep, koord, regel' [1599; Kil.], de linien van de Batalie 'gevechtslinie, reeks van naast elkaar gelegen, door een leger ingenomen posities' [1663; WNT]; nnl. linie 'aaneengesloten lijn van landverdedigingswerken' in Retrenchementen, Linien ende Inundatien [1715; WNT], waterlinie [1850; WNT water].
Ontleend aan middeleeuws Latijn linia, nevenvorm van klassiek Latijn līnea 'lijn, streep, snoer', oorspr. 'linnen touw', zelfstandig gebruik van de vrouwelijke vorm van het bn. līneus 'van linnen' bij līnum 'vlas, linnen', verwant met het eerste lid van lijnzaad. Indien het woord reeds in de Oudnederlandse periode ontleend is, is de verwachte klankwettige vorm mnl. lenie door rekking van -i- in open lettergreep: deze vorm komt inderdaad voor, zie de attestatie uit 1290. Bij latere ontlening verwacht men nnl. *lijnie, dat echter alleen bij Kiliaan (1599) zo gespeld wordt. De -i- in linie is wrsch. behouden door de voortdurende associatie met Latijn linia en het hieruit ontwikkelde en gelijkbetekenende Franse woord ligne.
Linie had oorspr. een algemene betekenis 'streep'. Nadat ook het erfwoord lijn 1 'touw' (< mnl. line) deze betekenissen onder invloed van middeleeuws Latijn linea kreeg (zie lijn 2), beperkte linie zich tot enkele specifieke betekenissen, in het bijzonder militaire. Deze zijn wrsch. overgenomen van Frans ligne, ontwikkeld uit hetzelfde Latijnse woord linia.
Fries: lynje


  naar boven