1.   surveilleren ww. 'toezicht houden'
Nnl. surveilleren 'toezicht houden' in Het Nationaal Syndicaat surveilleert alle Collegiën en Magistraaten [1801; WNT syndicaat].
Ontleend aan Frans surveiller 'toezicht houden, waken over' [1586; Rey], gevormd met sur-, zie super(-), bij veiller 'waken bij, een wake houden' [1409; Rey], eerder al 'bewaken, toezicht houden' [1180; Rey] en (in de vorm veillier) 'wakker zijn' [1120; Rey], ontwikkeld uit Latijn vigilāre 'waken, bewaken', afgeleid van vigil 'waakzaam, wakker' dat zelf is afgeleid van vigēre 'levendig zijn'. Het is verwant met waken, dat dezelfde betekenisuitbreiding heeft ondergaan naar 'toezicht houden' (nnl. in bewaken).
De Romeinse nachten werden verdeeld in vier vigiliae, waarin de nachtwakers hun ronden maakten.
Fries: surveillearje


  naar boven