1.   kliek 2 zn. 'besloten groepje personen'
categorie:
leenwoord
Nnl. clique 'besloten groepje personen' in den ambassadeur ... met sijn clique [1779; WNT], kliek 'id.' [1864; Calisch].
Ontleend aan Frans clique 'id.' [1694; Rey], wrsch. een afleiding van een klanknabootsend Middelfrans werkwoord cliquer 'weerklinken', vanwege de roddel en achterklap waardoor zo'n groepje wordt gekenmerkt.
Fries: klyk


  naar boven