1.   zonder vz. 'niet met'
Onl. sunder 'niet met' in sunder saca gerihtoda ik herta min 'ik heb zonder goede reden mijn hart gerechtvaardigd' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. sonder 'zonder' in die gebenedied es ewelike sonder ende 'die eeuwig eindeloos gezegend is' [1236; VMNW], daarnaast ook als voegwoord 'behalve, zonder' in sonder als si siec sin 'behalve als ze ziek zijn' [1236; VMNW]; nnl. zonder.
Os. sundar (bn.) 'bijzonder' in an sundaron 'in het bijzonder'; ohd. suntar (bn.) 'afgelegen, afgezonderd', (bw.) 'bijzonder, apart', (vgw.) 'maar, toch' (nhd. in samenstellingen sonder- 'bijzonder, speciaal', vero. sonder 'zonder', afleiding sondern 'maar'); ofri. sunder (bn.) 'bijzonder', (vz.) 'behalve, zonder', (vgw.) 'maar, behalve' (nfri. sûnder, sonder); oe. sundor (bw.) 'apart, bijzonder' (ne. asunder 'kapot, uit elkaar'); on. sundr (bn.) 'kapot, uit elkaar' (nzw. sönder 'id.'); got. sundro (bw.) 'afgezonderd, alleen'; < pgm. *sundar- 'apart, afzonderlijk'.
Verwant met: Grieks áter 'zonder'; < pie. *sn-ter. Daarnaast met: Sanskrit sanu-tár- 'terzijde'; en zonder t-achtervoegsel Latijn sine 'zonder'; Avestisch hanarə 'zonder, behalve'; Oudiers sain 'bijzonder'; Hittitisch sanizzis 'uitmuntend'; Tochaars A/B sne/snai 'zonder'; bij pie. *sen(h1)-i/u- 'afgezonderd' (IEW 907). Semantisch kan *sund(e)r- samen met het Grieks ook uit *sm-tero- 'meer één' > 'apart' worden afgeleid. Vergelijk Gotisch sums 'sommig'. Misschien is dit wel de verklaring voor de wisseling tussen vormen met en zonder *s in de dialecten: bijv. Gotisch inu-: Latijn sine; die *s komt dan van *sm-téro-.
Fries: sûnder, sonder


  naar boven