1.   ajuin zn. (BN) 'ui'
categorie:
leenwoord
Mnl. oinjvn [1240; Bern.], uniun [1226-50; CG II, Pl.gloss.], van ajune ende loeck 'van ui en look' [1285; CG I, 1021], onioen, eniuun, enyuun enz.
Ontleend aan Frans oignon 'ui' [13e eeuw], dat net als Engels onion teruggaat op de verbogen Latijnse vorm ūniōn- bij ūniō 'ui', zie ui.
In de moderne dialecten komen nog talrijke varianten voor, bijv. Vlaams a(n)joen, Zeeuws juun, Brabants juin. De oorzaak daarvoor ligt in de klemtoon op de tweede lettergreep en in de bijzondere ontwikkelingen binnen de afzonderlijke dialecten. De oudste ontlening is un (ook oonj, unj), aangezien die wrsch. op de Latijnse nominatief ūniō 'ui' teruggaat.
Het woord heeft de oude naam look 'ui' als zelfstandig woord verdrongen; dit komt echter nog voor in bieslook en knoflook, zie look 1.
Literatuur: Frings 1966, 99; Frings 1968, 496-498; Weijnen 1975, 193-194


  naar boven