1.   sluiken ww. 'heimelijk bemachtigen'
Vnnl. sluycken 'heimelijk handelen, smokkelen, sluipen' in sluyck-Tappers 'heimelijke schenkers (van alcoholische dranken)' [1606; iWNT], Soo hoeftse 't (vat) ... niet te sluycken 'dan hoeft ze het niet te smokkelen' [1613; iWNT], gesloken Door een ontraelliet kelder-gat [1669; iWNT], in samenstellingen sluykhandel 'smokkelhandel' [1642; iWNT]; nnl. sluikreclame "zijnde reclame, die grote maatschappijen maken in voetbal- en andere stadions in de hoop op de televisie er veel van terug te zien" [1967; Leeuwarder Courant], enkele merken werden daarbij met name genoemd. Ook een vorm van sluikreclame, ... [1970; Leeuwarder Courant].
Een woord waarvan de oorspr. betekenis wrsch. 'sluipen' is. Zie verder hieronder voor mogelijke Germaanse verwanten. Het gaat hier dus niet om hetzelfde woord als mnl. sluycken 'verzwelgen, opslokken' [1477; Teuth.] (waarvoor zie slok), hoewel men zich een betekenisontwikkeling 'inslikken' > 'heimelijk inslikken' > 'heimelijk verwerven' kan voorstellen.
Misschien verwant met: os. slūk 'afgeworpen slangenhuid'; mhd. slūch 'id.; zak, buis' (nhd. Schlauch 'buis, slang'); < pgm. *slūka-. Met andere velaar (pgm. *h): mnd. slū, slō 'eierschaal, vruchthuls'; me. sloh 'afgeworpen huid' (ne. slough 'id; dood weefsel'). De betekenis 'sluipen' zou dan teruggaan op 'ergens in- of uitglijden'.
Buiten het Germaans misschien verwant met: Litouws šliaũžti 'kruipen, glijden'; Russisch lýža 'ski', dial. lyzgát' 'over het ijs glijden', Tsjechisch lyže 'ski'; < pie. *(s)leuǵ-. Zie ook sluimeren en sluik.
Het werkwoord sluiken is als simplex verouderd, maar komt nog wel voor als eerste lid in samenstellingen, waarbij sluik- vooral een aspect van illegaliteit toevoegt, bijv. sluikhandel 'heimelijke handel, smokkel', sluikreclame 'reclame die niet als zodanig wordt gepresenteerd', sluikpers 'illegale pers tijdens de Tweede Wereldoorlog', sluikslachting 'illegale slachting', sluikstorten 'illegaal afval storten', (BN) sluikverkeer = NN sluipverkeer. Zie verder nog de afleiding tersluiks.
Fries: slûkje


  naar boven