1.   kwast 1 zn. (NN) 'groot penseel; bundel draden'
categorie:
erfwoord, alleen in België of Nederland
Mnl. quast 'tak met bladeren' in Si geeft hem twee quasten inder hant ende heet dat si die vlieghen ende muggen keren ... 'Zij geeft hun twee takken met bladeren in de hand en beveelt ze de vliegen en muggen weg te jagen' [eind 14e eeuw; MNW], 'pluim' in daer boven op ... eyn riken quast 'er bovenop een mooie pluim' [ca. 1404; MNW], 'sprenkelkwast' in myt een quast op dat kerchof te gaen ende werpen ... wywater op die graven [ca. 1440; MNW]; vnnl. quast 'waaier; borstel, penseel' [1599; Kil.], 'bundel draden of franje ter versiering' in watte quasten heeft die joncker ansen bienen 'wat een franje heeft die jonker aan zijn benen' [1615; WNT], kwast 'schildergereedschap' met eene grooten kwast ... schilderen [ca. 1665; WNT].
Mnd. quast 'loofbundel, kwast'; mhd. quast(e), kost(e) 'bosje twijgen' (nhd. Quast(e) 'kwast'); ozw. kvaster, koster 'kwast'; (nzw. kvast 'bezem', nde. kost 'id.'); < pgm. *kwastu-, *kwasta- 'takkenbundel, twijg met loof ter bedekking bij het baden'; daarnaast met ablaut os. quest 'bosje twijgjes'; ohd. questa 'loofschort' (mhd. queste); on. kvistr 'tak, twijg' (nzw. kvist 'id.') < pgm. *kwesti-.
Wrsch. verwant met: Oudkerkslavisch gvozdĭ 'houten nagel' (Pools gwóźdź 'id.', Tsjechisch hvozd 'dicht bos'); Middeliers bot 'staart, penis' (Nieuwiers bod), Welsh both 'wielnaaf, schildknop'; Albanees gjethe 'loof, twijg'; < pie. *guosd(h)- '(houten) nagel, penis' (IEW 485).
Fries: kwast


  naar boven