1.   gewag zn. 'melding'
categorie:
verkorting, erfwoord
Mnl. ghewach 'melding, mededeling' in die twee si hoerden dat gewach uan derre stemmen 'zij tweeën kregen het bericht van deze stem' [1265-70; CG II, Lut.K], dat ic v nine dede gewah 'dat ik u niet vertelde' [1260-80; CG II, Wr.Rag.], dis ic v makede eer gewach 'hierover heb ik u eerder verteld' [1265-70; CG II, Lut.K]. Nu alleen nog in de uitdrukking gewag maken (van iets) 'melden'.
Afleiding van mnl. ghewaghen (iets of van iets) 'iets vertellen' zoals in niemen ne mot te fremeden lieden gewagen uan den uerholnen dingen des capitels 'niemand mag tegen buitenstaanders vertellen over de geheime zaken van het kapittel' [1236; CG I, 27], een werkwoord dat in het Nieuwnederlands verouderde. Het voorvoegsel kan gezien worden als ge- (sub f) dat werkwoorden uit andere werkwoorden vormt, maar een werkwoord als *waghen is noch in het Nederlands, noch in de andere Germaanse talen gevonden. Het homoniem wagen 2 is niet verwant, maar hangt samen met waag 'weegplaats'.
Mnl. ghewaghen is oorspr. een sterk werkwoord geweest uit de 6e klasse (ghewaghen, ghewoech, ghewoeghen, ghewaghen), waarvan de infinitief, die door grammatische wisseling ghewaen (< ghewahen) had moeten luiden, al voor de schriftelijke overlevering hersteld is naar analogie van het verl.deelw. De sterke vervoeging is in het Middelnederlands overgegaan in een zwakke.
Rechtstreeks verwant is alleen het werkwoord mnd. gewagen 'vermelden'. Daarnaast ohd. giwahanen, giwahan 'herinneren' (mhd. gewähenen, gewahen), hierbij ook het zn. giwaht 'herinnering, mededeling'; met ander voorvoegsel nhd. erwähnen 'vermelden' [1550; Pfeifer] met n in de infinitief naar analogie van het nasaalinfix in de presensvormen (zoals in mnl. standan 'staan' naast verleden tijd stoet). Dit alles bij het werkwoord pgm. *wahan-. Geïsoleerde verwante woorden zijn bovendien: oe. wōma 'geluid'; on. váttr 'getuige' en ómun 'geluid, stem'.
Buiten het Germaans verwant met: Latijn vōx (genitief vōcis) 'stem, geroep', vocāre 'roepen' (zie vocaal 1); Grieks épos 'gesproken woord' (zie epos); Sanskrit vāk 'woord, rede', vívakti 'spreekt'; Oudiers foccul 'woord'; Tochaars A/B wak resp. wek 'stem'; bij de wortel pie. *uekw- (IEW 1135).
Het zn. komt al in het Middelnederlands vooral voor in enkele vaste verbindingen als gewag horen, gewag doen en gewag maken. De verbinding gewag maken (van iets) is de enige die in het huidige taalgebruik nog bestaat, andere verbindingen verschijnen in het Nieuwnederlands eigenlijk alleen nog in poëtische teksten.


  naar boven