1.   gewaad zn. 'wijd en lang kledingstuk'
categorie:
geleed woord, erfwoord
Onl. *gewādi 'kleed, kleding', in het meervoud geuuede 'gewaden, kledingstukken' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. gewede 'kleed, kleding' [1240; Bern.], maar meestal vormen met -a-, zoals ghewade, in hi hinc naect sonder ghewaden 'hij hing naakt zonder kleding' [1285; CG II, Rijmb.], gewaet [ca. 1350; MNW], mit bloedighen ghewaed [ca. 1500; MNW].
Gevormd als collectief met het voor- en achtervoegsel ge-e, een oude variant van ge-te, of bij het Oudnederlandse zn. wāt 'kleed' (in de verbogen vormen en meervoud wad-), waarvoor zie wade. Onder invloed van het simplex waet algauw ook zonder -e.
Os. giwādi, giwēdi; ohd. giwāti; oe. gewǣde, alle 'kleed, kleding'; < pgm. *ga-wēd-jo. Daarnaast zonder voor- en achtervoegsel: os. wād, wādi (meestal in samenstellingen) (mnd. wāt); ohd. wāt 'id.' (mhd. wāt, vnhd. wat); ofri. wēde 'kleding; zeker waarde', wēdi 'zekere waarde'; oe. wǣd 'kleed', wǣde 'kledingstuk' (ne. weeds 'rouwkleding'); on. váþ 'net' (nzw. vad 'id.'); < pgm. *wēdi-.
Verdere etymologie onduidelijk. Niet verwant met Litouws ūdis 'weefsel', austi 'weven'; < pie. *Heu-d-. Wrsch. ook niet met weven < pie. *uebh-, waarin de bh bij de wortel hoort.
Het Oudnederlandse simplex wāt bestaat in het Nieuwnederlands alleen nog in de verouderde samenstelling lijnwaad 'linnen'; onl. wādi bestaat nog in de samenstelling lijkwade. In het Middelnederlands bestond ook het synoniem ghewant, ghewand 'doek, kleed; kleding; uitrusting' [1282; VMNW], dat nog bestaat in de afleiding ingewanden.


  naar boven