1.   sjezen ww. (NN) 'zakken voor een examen; hard rijden'
categorie:
geleed woord, alleen in België of Nederland
Nnl. gesjeesd 'de universiteit voortijdig verlaten hebbend' [1850; iWNT], sjeezen van de academie [1909; iWNT], ook algemener 'hard lopen of hard rijden' [1917; iWNT].
Afleiding van sjees. Een student die van zijn studie niets terecht bracht, verliet in de 19e eeuw de universiteit hals over kop per sjees, zoals blijkt uit de uitdrukking op de sjees zijn in dat mijn contubernaal op de sjees is 'dat mijn kamergenoot is gestopt met zijn studie' [1841; iWNT].
Fries: sjeze


  naar boven