1.   duizend telw. '1000'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Onl. *thūsundi in o.a. Actoetus chunde (lees Actoe tuschunde) 'achtduizend' [8e eeuw; LS], thusint 'duizend' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. dusent [1240; Bern.].
Os. (afleiding) thūsundig 'duizend'; ohd. dūsunt (nhd. tausend); ofri. thūsend (nfri. tûzen); oe. þūsend (ne. thousand); on. þúsund; got. þūsundi; < pgm. *þūsundi- 'duizend'.
Verwanten verschijnen alleen in de Baltische en Slavische talen, zoals Oudpruisisch tusimtons (accusatief mv.); Oudlitouws tustanti (Litouws túkstantis; Lets tūkstotis, tukstoš); Oudkerkslavisch tysęšti, tysǫsti (Russisch tysjača). De wortel pgm. *þūsundi- kan ontstaan zijn uit *þūs-hundi-, wat iets als 'groot honderd' zou moeten betekenen en dan moeten behoren bij een onduidelijke wortel *tus- 'groot' en de wortel voor honderd. Een andere mogelijkheid is dat *þūsundi- een afleiding met pie. *-nt bij diezelfde wortel *tus- vormt. In beide gevallen bestaan er klankwettige moeilijkheden. Daarom dient men wrsch. uit te gaan van pie. *tut-snt-ih2 'wat een grote hoeveelheid vormt' > pgm. *þu(t)sundi-. Dit is een afleiding met de nultrap van de wortel *(e)s- 'zijn' (vgl. bijv. Latijn ab-s-entia) samen met pie. *teuH- 'groot, sterk'. In het pgm. is dan -ts- tot -ss- geassimileerd, waarna -ss- werd gereduceerd na een lange klinker.
Literatuur: W.J.J. Pijnenburg (1988) 'De etymologie van elf en van duizend', in: Mededelingenblad van de vereniging van Oudgermanisten 1988/2, 20-21. W. Pijnenburg (1989) 'Eine germanisch-baltoslawische Isoglosse', in: Hist. Sprachf. 102, 99-106
Fries: tûzen


  naar boven