1.   duivekater zn. 'soort zoet witbrood'; uitroep 'drommels, verduiveld'
categorie:
geleed woord
Mnl. duevekater, bijnaam van een bakker in Leiden [1450; WNT]; vnnl. duvekater 'soort brood' [1552; WNT wittebrood], duyvenkater 'offerkoek, kerstbrood' [1599; Kil.]; nnl. de duivekater 'drommels' [1802-9; WNT], deuvekaters, duivekaters 'duivels, drommels' [1904; WNT].
De oorsprong is onbekend. Aangezien het woord in de dialecten buiten Holland nergens autochtoon lijkt te zijn, is het mogelijk een woord dat het Hollands aan het Fries heeft ontleend, maar de omgekeerde weg valt evenmin uit te sluiten.
In uitroepen als duivekater! is het woord een bastaardvloek, om het woord duivel te vermijden. Een samenstelling van duivel en kater is semantisch plausibel omdat in het Middelnederlands ook kater voorkomt als aanduiding van de duivel; oorspr. zou dit dan een tautologie zijn, wat geen unicum is bij emotioneel geladen woorden.
De historische en semantische relatie tussen de betekenissen 'duivel' en 'gebak' blijft in het ongewisse. FvWS vermoedt dat deuvekater het oudst is als benaming voor het gebak en dat het eerste element een volksetymologische omvorming is van een onbekend woord. Het tweede, kater, zou dan mogelijk naar voorchristelijke dierenoffers verwijzen. Binnen deze hypothese, waarvoor overigens geen cultuurhistorische bewijzen te geven zijn, valt moeilijk in te zien, hoe het woord tot een bastaardvloek kon worden. Gaat men daarentegen uit van een grondbetekenis 'duivel', dan valt te overwegen of het woord van daaruit op het bedoelde gebak is overgegaan, al zijn over het motief voor zo'n overgang alleen gissingen mogelijk. Misschien werd zo'n broodje oorspr. gebakken ter gelegenheid van Kerstmis of Pasen, twee christelijke feestdagen die in het teken staan van de overwinning van het licht op de duisternis, van de Messias op de Satan; het nuttigen van het broodje was dan wellicht een bezwerend ritueel. Misschien moet het benamingsmotief worden gezocht in de oorspr. vorm van het gebak, waarin men de figuur of de kop van een duivel zou hebben herkend.
Fries: divekater 'duivel, booswicht', Oost-Fries düf(e)kater, deufkater 'duivel; paasbroodje'.


  naar boven