1.   varen 2 ww. 'over water gaan'
categorie:
erfwoord
Onl. faran 'gaan, zich begeven' in An allero erthon fuor luit iro 'hun geluid ging over de hele aarde' [10e eeuw; W.Ps.], laaz ouch thinen niith faran 'laat ook je vijandschap varen', Wara is thin wino gefaran 'waar is je vriend heengegaan?' [beide ca. 1100; Will.]; mnl. varen 'gaan, zich begeven' [1240; Bern.], 'gaan, reizen, gebeuren, enz.' in Hoe hebbedi geuaren sent 'hoe is het sindsdien met je gegaan' [1265-70; VMNW], varen vp die see 'op zee varen' [1270-90; VMNW], varen met enen waghene 'rijden met een wagen' [1286; VMNW], alsi ouer die ze uaren 'als ze (t.w. kraanvogels) over de zee vliegen' [1287; VMNW].
Os. faran (mnd. varen); ohd. faran (nhd. fahren); ofri. fara (nfri. farre); oe. faran (ne. fare); on. fara (nzw. fara); got. faran; alle 'gaan, zich begeven' met diverse afgeleide betekenissen; < pgm. *faran-. Zie ook vaart, veer 2, voeren 1 en voorde.
Verwant met: Latijn portus 'haven, toevluchtsoord'; Grieks peírein 'doordringen, doorboren'; Sanskrit píparti, pāráyati (causatief) 'overzetten, overheen voeren'; Kerkslavisch -prati 'opsplitsen'; < pie. *per-, *por-, *pr- 'erdoorheen gaan' (IEW 816). Zie ook ver- en voor 1.
De betekenis van dit sterke werkwoord van beweging was in het Middelnederlands, net als in de andere Germaanse talen, nog zeer algemeen. Het fungeerde, net als gaan, zelfs als hulpwerkwoord om een toekomstige gebeurtenis aan te duiden, zoals in Die voer en uision beschowen 'die ging een visioen aanschouwen' [1265-70; VMNW]. In het Nederlands zijn alle betekenissen behalve 'zich voortbewegen op het water met behulp van een schip, boot e.d.' verouderd, behalve in enkele vaste verbindingen, bijv. de duivel is in hem gevaren, iets laten varen 'afzien van iets', er wel bij varen 'er voordeel van hebben'.
Vervoer van personen en goederen door de lucht vergeleek men met vervoer op open water. Zo vormde men samenstellingen als luchtvaart [1813; iWNT], luchtschip [1823; iWNT], luchtscheepvaart [1868; iWNT lucht I], ballonvaart [1911; iWNT] en ballonvaren [1928; iWNT ballon] en uiteindelijk ook het simplex varen in het varen met ballons [1936; iWNT].
Fries: farre


  naar boven