1.   liniaal zn. 'rechte lat om lijnen langs te trekken'
categorie:
leenwoord
Vnnl. eenen passer ende eenen liniael 'een passer en een liniaal' [1558; Piemontois, 241], lijniael, liniael 'meetlat, liniaal' [1599; Kil.]; nnl. soms ook lineaal [1740; WNT].
Herkomst onduidelijk. Op grond van de datering misschien ontleend aan Hoogduits Lineal [1468; Kluge21] of Nederduits liniāl [1579; Lasch/Borchling], maar de uitgang -aal is Romaans en is in het Duits en Nederlands niet productief. In het middeleeuws Latijn bestond een bn. linealis 'met lijnen gemaakt', maar een substantivering *lineale is niet geattesteerd. Tegen ontlening aan het Duits of middeleeuws Latijn pleit bovendien de spelling: het Nederlandse woord wordt van oudsher overwegend met -ni- geschreven. Het WNT signaleert een Noord-Frans zn. lignal 'liniaal', maar dat wordt niet door onafhankelijke bronnen bevestigd. In elk geval is het woord uiteindelijk afgeleid van Latijn līnea, līnia 'lijn', zie linie.
Fries: liniaal


  naar boven