1.   fascisme zn. 'autoritair en nationalistisch politiek regime'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. in het Italiaanse fascisme na den oorlog [1923; maandblad De socialistische gids 8, 865], met algemenere betekenis in een fascisme dat op dat van Duitsland zou lijken [1935; WNT Aanv.].
Ontleend aan Italiaans fascismo, de naam die werd gegeven aan de in 1919 door Benito Mussolini (1883-1945) opgerichte politieke beweging die in Italië van 1922 tot 1943 aan de macht was en o.a. gekenmerkt werd door totalitarisme en nationalisme. Het woord werd afgeleid van het oudere, niet door Mussolini bedachte, fascista 'aanhanger van de organisatie voor interventionistische propaganda' [1915; DEDLI], de fasci d'azione rivoluzionaria [1914; DEDLI], waarin fasci het meervoud is van fascio 'verbond van arbeiders' [1872; DEDLI], een metaforische betekenis van fascio 'bundel, bond', dat teruggaat op Laatlatijn fascium 'bundel' (naast klassiek Latijn fascis 'bundel'), van onduidelijke herkomst.
De verdere etymologie van Latijn fascis is onbekend; misschien is Iers basc 'halsketting' verwant.
Bij uitbreiding wordt het woord ook gebruikt voor regimes en politieke opvattingen die de kenmerken van Mussolini's fascisme dragen.
fascist zn. 'aanhanger van het fascisme'. Nnl. fascist 'id.' [1928; WNT Aanv.], bij uitbreiding ook 'iemand met fascistische denkbeelden, onverdraagbaar persoon' [1942; WNT Aanv.]. Ontleend aan Italiaans fascista.
Fries: faksisme, fassisme ◆ faksist, fassist


  naar boven