trefwoord: "iglo"
1 tot 1 van 1
Index:
ieder
iedereen
iel
iemand
iep
-ier
iets
ietwat
-ig
-igen
iglo
ignorant
ijdel
ijdeltuit
ijf
ijk
ijken
ijl 1
ijl 2
ijlen 1
ijlen 2
1.  |
 iglo zn. 'sneeuwhut' categorie: leenwoord Nnl. iglu "sneeuwhut der eskimo's" [1886; Kramers], zoo'n huisje noemen de Eskimo's een igloo [1898; van Hichtum], iglo [1929; Kramers II], igloo 'koepelvormige sneeuwhut' [1947; WNT Aanv. sneeuw]. Ontleend, ongetwijfeld via een andere westerse taal, bijv. het Engels, Deens of Zweeds, aan een Eskimotaal, bijv. Inuit iglu 'huis', Groenlands illu 'huis'. Literatuur: N. van Hichtum (1898), De geschiedenis van den kleinen Eskimo Kudlago, Amsterdam, 4 |