1.   bips zn. (of mv.) 'billen, achterste'
categorie:
verkorting
Nnl. bibs [1894; WNT Aanv.], bibs, bips 'billen' [1952; Koenen].
Een woord van onzekere herkomst; mogelijk is het een verkorting van bibbers als schertsend eufemisme voor billen, zie bil.
Fries: -


  naar boven