1.   entertainment zn. 'amusement'
categorie:
leenwoord
Nnl. entertainment 'amusement' [1953; Vooys].
Ontleend aan Engels entertainment 'id.' [1727; OED], een afleiding bij het werkwoord entertain 'onderhouden', sinds de 18e eeuw ook 'amuseren'. Het werkwoord is ontleend aan Frans entretenir 'onderhouden' [eind 14e eeuw; Rey], gevormd met entre 'tussen, onder' (zie inter-) bij het werkwoord tenir 'houden' < vulgair Latijn tenire < klassiek Latijn tenēre 'houden', zie tenor.
De betekenisontwikkeling van het Engelse werkwoord is dezelfde als bij het bn. onderhoudend 'amusant'. Het is een van de vele Amerikaanse en Engelse woorden uit het gebied van het amusement die in de jaren 1950 en 1960 via radio en televisie in het Nederlands zijn gekomen.
entertainer zn. 'amusementartiest'. Nnl. entertainer 'conferencier' [1960; Kolsteren]. Ontleend aan Engels entertainer, in deze betekenis vanaf eind 19e eeuw [OED], een afleiding van entertain.


  naar boven