1.   enteren ww. 'een vijandig schip aanklampen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. enteren 'aanklampen' in die in een schip eerst entert 'die een schip het eerst entert' [1571; WNT].
Ontleend aan Spaans entrar 'binnenvallen, veroveren' < Latijn intrāre 'binnendringen', een afleiding bij het voorzetsel intrā 'binnen', zie intra- en entree.
Aan het Nederlands ontleend is misschien mnd. en daaruit Duits entern 'enteren'. De mnd. vorm is evenwel al in 1468 overgeleverd. OED heeft de betekenis 'enteren' bij het Engelse werkwoord enter vanaf 1627.


  naar boven