1.   angina zn. 'keelontsteking'
categorie:
leenwoord, volksetymologie in brontaal
Vnnl. angine "den huych, oft dat gheswil in den hals" [1553; Werve], angina "ontsteeking in de keel" [1658; Meijer]; nnl. angina 'keelziekte'.
Ontleend aan Latijn angina, met -g- door volksetymologische associatie met de verwante woorden angor 'benauwenis, angst' en angere 'benauwen, beklemmen', en ontleend aan Grieks ankhónē 'verstikking', afleiding van ánkhein 'dichtsnoeren, wurgen, bang maken'. Deze woorden zijn Indo-Europees verwant met eng, zie aldaar voor cognaten.
Een geheel andere aandoening is angina pectoris, letterlijk 'borstbeklemming', die het gevolg is van een zuurstofgebrek wegens onvoldoende bloedtoevoer in de kransslagaders. Hierin is pectoris de genitief van Latijn pectus 'borst'.
Fries: angina


  naar boven