1.   iemand vnw. 'een of andere persoon'
categorie:
geleed woord
Onl. ieman 'iemand' [ca. 1100; Will.]; mnl. ieman, iman [1240; Bern.], iemen [1236; CG I, 24], dan met -t: imant [1285-86; CG I, 1097].
Continentaal-West-Germaanse samenstelling, waarvan het eerste lid correspondeert met mnl. ie 'altijd, ooit', zie ieder; het tweede lid is man in de oude betekenis 'mens'. De betekenis is dus 'een of andere mens'. Dit is een van de oudste Nederlandse woorden met een zogeheten paragogische -t, zie arend.
Os. eomann (mnd. ieman(t), iemen); ohd. ioman (mhd. ieman, iemen; nhd. jemand); ofri. ammon, emmen, immen (nfri. immen).


  naar boven