1.   slaaf zn. 'lijfeigene'
Mnl. in de toenaam van Willelmus Slave [1268; Beele]; slave 'slaaf, lijfeigene, ondergeschikte' in ic ... die bem haer slave 'ik die haar slaaf ben' [1350-1400; MNW-R], Die een es keyser, dander slave 'de een is keizer, de ander slaaf' [1390-1410; MNW-R]; vnnl. slave [1573; Thes.].
Ontleend, met vereenvoudiging van de in het Nederlands ongewone medeklinkercluster skl- > sl-, aan middeleeuws Latijn sclavus 'mens die eigendom is van een ander, lijfeigene' [10e eeuw; Rey], eerder al Slavus 'iemand van Slavische herkomst' [7e eeuw; Rey], zelf ontleend aan middeleeuws Grieks sklabos 'onvrije van Slavische herkomst' [6e eeuw; FvW], dat wrsch. ofwel afgeleid is van Sklabēnos 'iemand van Slavische herkomst, Slaaf' < Oudkerkslavisch Slověninŭ (mv. Slověne) 'Slaaf', ofwel van Grieks skuleúein 'tot krijgsbuit maken, een overwonnen vijand zijn wapenrusting afhandig maken'.
Oudkerkslavisch Slověninŭ is wrsch. van dezelfde oorsprong als Oudkerkslavisch slovo 'woord, spraak', vandaar 'lid van de eigen taalgemeenschap'.
In de middeleeuwen kenden grote delen van Europa vormen van slavernij. Verdun had ca. 800 een grote internationale slavenmarkt. Tijdens plundertochten van Duitsers, Vikingen en Byzantijnen op met name de Balkan in de vier eeuwen daarna werden hele volkeren gevangen genomen en tot slaaf gemaakt. De (Balkan-)Slavische herkomst van deze bevolkingsgroepen verklaart de betekenisovergang. De Duitsers moeten het woord Sklabe aan een Romaanse taal ontleend hebben, aangezien zij de naburige Slavische volkeren onder de Oudhoogduitse naam Winida (mhd. Winden, nhd. Wenden), Illyrisch Veneti, letterlijk '(de) bevrienden', kenden.
De datering 1285 van mnl. slave (Toll., EDale, Van der Sijs 2001) berust op een foutieve emendering in het CG van het woord slaue als *slauen 'slaven' (datief meervoud) i.p.v. slane 'het slaan' in de zinsnede De ridders begonden oec saden. Van slaue ende ghinghen tfolc vercopen 'de ridders begonnen ook genoeg te krijgen van het doodslaan (namelijk van de overwonnenen) en gingen de mensen verkopen (als slaaf)' [1285; CG II].
Fries: slaaf


  naar boven