1.   slag zn. 'klap; strijd; soort'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Onl. slag 'klap' in Vuanda ne ist ... festi an slege iro (datief ev.) 'want er is geen vastheid bij hun tegenslagen' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. slach, ook 'het doden, doodslag' in Om desen mordeliken slach 'door deze moordpartij' [1285; VMNW], Jn galilee ghesciede dese slach 'deze catastrofe vond plaats in Galilea' [1285; VMNW], 'gelegenheid' in [si] wachte ... haren slach 'zij wachtte op een goede gelegenheid' [1290-1310; MNW-R], 'muntslag, stempel' in Dese slach es over waer Ouder dan CC jaer 'deze muntslag is zeker ouder dan 200 jaar' [1300-25; MNW-R], 'list, streek' in visierden si den slach 'beraamden zij de list' [ca. 1321; MNW], So sloech vrou Venus haren slach 'toen sloeg Venus haar slag' [1470-90; MNW-R]; vnnl. slach ook 'strijd tussen vijandelijke strijdmachten' [1532; iWNT veldslag I], 'aard, soort' [1599; Kil.].
Afleiding van de wortel van het werkwoord slaan, met grammatische wisseling.
Os. slag (mnd. slach); ohd. slag (nhd. Schlag); ofri. slei; oe. slege; on. slagr (nzw. slag); got. slahs; alle 'het slaan, klap', met diverse afgeleide betekenissen, < pgm. *slagi-, met grammatische wisseling horend bij *slahan- 'slaan'; on. slag (nde./nno./nzw. slag) is onz. en een a-stam < pgm. *slaga-, maar heeft dezelfde betekenis als de mannelijke stam.
Het woord had in het Middelnederlands een ruimer betekenisprofiel dan nu. De hoofdbetekenis is wel altijd 'klap, het slaan' gebleven, maar diverse afgeleide betekenissen en betekenisnuances zijn nog te zien in vaste verbindingen, zoals zijn slag slaan 'een goede gelegenheid uitbuiten', en in samenstellingen als golfslag, 'het slaan van de golven tegen de wal of kust', hagelslag (oorspr.) 'het neervallen van de hagel', hartslag 'het kloppen van het hart', kwinkslag (bij 'list, streek'), steenslag 'door slaan, kloppen e.d. losgekomen steenschilfers'. Veel woorden zijn ook afgeleid van een werkwoord met slaan, zoals aanslag, beslag, inslag, toeslag.
De betekenis 'strijd in het open veld tussen twee vijandelijke strijdmachten' is een betekenisontlening aan Hoogduits Schlacht 'id.', zie slachten, waarnaast ook de samenstelling veldslag 'id.' [1561; iWNT veldslag I] uit verouderd Hoogduits Feldschlacht.
De betekenis 'soort', zoals in een vreemd slag mensen en een slag groter 'van een soort die één maat groter is', heeft zich mogelijk ontwikkeld uit die van 'op munten ingeslagen stempelafdruk', maar zal zeker mede beïnvloed zijn door geslacht o.a. 'soort, aard'; het woord slag werd in deze betekenis later onzijdig, mogelijk onder invloed van het woordgeslacht van geslacht.
Fries: slach (ontleend aan het Nederlands)


  naar boven