1.   afrikaantje zn. 'sierplant (soort Tagetes)'
categorie:
leenvertaling, verkorting, geoniem
Vnnl. africaensche goutbloeme [1608; WNT], affricanen (mv.) [1659; WNT]; nnl. afrikaanbloem [1721; WNT], afrikaan "zekere schoone verwige doch vergiftige bloem, die uit Afrika in Europa gebragt is" [1752; Marin], afrikaane [1778; WNT], afrikaantje [1903; Koenen].
Genoemd naar het vermeende herkomstgebied Afrika.
De plant was al in de 16e eeuw in Europese tuinen te vinden (Marzell) en is afkomstig uit Mexico. Men dacht in die tijd echter dat ze door Karel V, na zijn veldtocht tegen Tunis in 1535, uit Afrika naar Europa was meegenomen, zoals o.a. wordt vermeld in Dodonaeus 1608. Ook benamingen als Latijn flos africanus, caltha africana en Engels african marygold [1597; OED] wijzen daarop. De Spaanse naam clavel de las Indias en de Franse naam oeillet d'Inde [1611; OED] verwijzen meer adequaat naar het pas door Columbus ontdekte West-Indië.
Fries: afrikaantsje
2.   albast zn. 'soort wit marmer'
categorie:
leenwoord, verkorting, geoniem
Mnl. alabastre (bn.) 'van albast' [1285; CG-II, Rijmb.], albaster 'albast' [ca. 1350; MNW]; vnnl. albast [1555; Luython], albastart [ca. 1572; WNT], albaster.
Ontleend aan Latijn alabastrum < Grieks alábastron uit ouder alábastos, een woord van wrsch. Egyptische herkomst, wellicht naar de Egyptische stad Alabastron.
Fries: albast(er)
3.   ammoniak zn. 'gas (NH3)'
categorie:
leenwoord, geoniem, geleerde schepping
Vnnl. ammoniacum = gomme ammoniac 'ammoniakgom' [1562; Kil.], armoniac 'ammoniak' [1676; WNT], Zout van ammoniak, of armoniak [1699; Jaques/Hannot].
Ontleend aan Latijn sāl ammōniacum 'ammonisch zout', bij Grieks ammōniakón 'keuken-, steenzout'.
De naam is afgeleid van de Ammon-oase (nu oase Siwah) in Egypte, in de Oudheid een bekende vindplaats van zout. In de oase stond een aan de Egyptische god Ammon gewijde tempel. Van deze godennaam is ook ammoniet afgeleid.
Fries: ammoniak
4.   angora zn. 'zoogdier (kat, geit, konijn e.d.) met lange zijdeachtige haren'
categorie:
geoniem
Nnl. gaarens ... van Angora [1724; WNT verslimmeren], de Kat van Angora, die het langste Hair van allen heeft [1765; WNT kat I], stam van angora 'angorawol' [1821; WNT Supp.], Angorakonijn [1856; WNT zijde II], Angorahaar [1863; Kramers]; als verkorting angora 'angorageit'? [1936; WNT verband], 'angorakonijn' [1944; WNT Supp.]. Daarnaast ook als bn. angorasche poes [1809; WNT; winteravond], angorische geit [1863; Kramers].
Angora is de oude, in West-Europa gebruikelijke naam (< Latijn Ancyra < Grieks angura) voor de nu Turkse stad Ankara.
In het gebied rondom deze stad werden geiten gefokt met fijne, dunne vachtharen, waar angorawol van werd gemaakt. Vandaar werd de naam angora overgebracht op konijnen en katten met hetzelfde type haar.
Literatuur: Sanders 1995
5.   anjelier
categorie:
leenwoord, geoniem
Zie: anjer
6.   anjer zn. 'plantengeslacht uit de anjerfamilie (Dianthus)'
categorie:
leenwoord, geoniem
De oudste vorm is vnnl. angelieren (mv.) [ca. 1500; Claes 1994a], anjelier [1745; Toll.], nu alleen nog als deftige schrijftaalvorm. Daarnaast de kortere vorm angier [1561; Toll.], anjers (mv.) [ca. 1600; WNT Supp.].
De herkomst is moeilijk met zekerheid te achterhalen. Buiten het Nederlands komen geen vergelijkbare woorden voor. Het aannemelijkst is volgens Kluyver (1898) vernoeming naar het Italiaanse plaatsje Angera, voorheen Anghiera, in het Latijn Angleria, gelegen aan het Lago Maggiore. De Latijnse naam verklaart dan de (oudere) vorm met -l-, terwijl de Italiaanse vorm verantwoordelijk kan zijn voor de uitspraak /ž/ van de -g- in de oude Nederlandse vormen (waarop de latere ontwikkeling naar -j- duidt). De l-loze vorm, in het synoniemendrietal ghenoffel, angheliere, angiere door Kiliaan [1599] nog specifiek Hollands genoemd, kan ook in de volkstaal ontwikkeld zijn door klemtoonverschuiving naar de eerste lettergreep en een daaropvolgende verzwakking van de tweede.
De oude naam van de anjer is genoffel (uit ouder g(e)roffel 'anjer; kruidnagel' < Frans girofle 'kruidnagel' < Laatlatijn caryophyllon < Grieks karuophullon). Dit woord en varianten ervan komen plaatselijk nog voor in Zuid-Nederlandse dialecten. Een overtuigend bewijs voor de bovengenoemde herkomst van het woord anjelier zou een benaming als bijv. genoffelen van Angiere zijn, maar zo'n attestatie is vooralsnog nooit gevonden. Ook is het niet zeker of er in Angera in de Middeleeuwen eigenlijk wel anjers werden gekweekt of verhandeld.
Literatuur: A. Kluyver (1898) 'Anjer en Anjelier', in: TNTL 17, 147-160, 262 e.v.; Brok 1991; F. de Tollenaere (1993) 'Etymologica: "angelier"', in: TNTL 109, 166-168; Francescato 1966, 484; Sanders 1995
Fries: anjer
7.   antimakassar zn. 'kleedje over rugleuningen'
categorie:
leenwoord, geoniem
Nnl. anti-macassars (mv.) [1856; WNT].
Ontleend aan Engels antimacassar 'kleedje ter bescherming tegen makassar-olie' [1852; OED], gevormd uit anti- en de naam Macassar van een veelgebruikte haarolie, afkomstig uit de zaden van de Schleichera trijuga, inheems in onder meer Makassar (Zuid-West-Celebes, nu Sulawesi).
Literatuur: Sanders 1995
8.   arabesk zn. 'versiering met slingerende grondlijn'; bn. 'als een arabesk'
categorie:
leenwoord, geoniem
Vnnl. arabisken (mv.) 'versiering in Arabische stijl' [1558; WNT Supp.], kribelige arabesques [1780; WNT Supp.], overdrachtelijk met betekenis 'kronkeling', bijv. in eene arabeske der leden [1880; WNT Supp.], 'grillig motief (in muziek en dichtkunst)' [1911; WNT Supp.]. Als bn. in in een arabesken smaak [1792; WNT Supp.].
Ontleend aan Frans arabesque 'versiering in Arabische stijl' [1611; Rey], substantivering van het gelijkluidende bn. (dus letterlijk 'op z'n Arabisch'), dat in het huidige Frans vervangen is door arabique, maar destijds ontleend is aan Italiaans arabesco 'Arabisch', ook al als zn. 'arabesk'.
9.   arcadisch bn. 'idyllisch'
categorie:
geleed woord, geoniem
Vnnl. arcadisch 'betrekking hebbend op (een) Arcadië' [1647; WNT]; in de overdrachtelijke betekenis 'landelijk, herderlijk, naïef' [1782; WNT Supp.].
Afgeleid van Grieks Arkadía, een landschap op de Peloponnesos, een arm herdersgebied dat al in de bucolische literatuur van de klassieke Oudheid als het land van vrede en onschuld werd voorgesteld.
In de 16e eeuw werd de naam gebruikt in een aantal herdersromans, waarvan Arcadia (1593) van Sir Philip Sidney een van de bekendste is. In Nederland verscheen in 1637 Batavische Arcadia van Johan van Heemskerck. De naam van het Griekse gebied werd op andere gebieden overgebracht: 't weeld'rig Amstelland ... Een fraai Arkadië [1737; WNT Supp.]. Tegenwoordig wordt het bn. vrijwel uitsluitend in de betekenis 'idyllisch' gebruikt.
Fries: arkadysk
10.   armagnac zn. 'soort brandewijn'
categorie:
leenwoord, geoniem
Nnl. Armagnac 'brandewijnsoort' [1967; Bakker].
Ontleend aan Frans armagnac 'id.' [1802; Rey]. De drank, die, behalve wat de herkomst betreft, eigenlijk identiek is aan cognac, is genoemd naar het voormalige Franse graafschap Armagnac, dat zich bevindt in het huidige departement Gers.

Volgende 10 lemmata
  naar boven