1.   binnen bw., vz. 'in een ruimte'
categorie:
geleed woord
Mnl. binnen [1201-25; CG II, Floyr.].
Gevormd met het Proto-Germaanse voorvoegsel *bi- (zie be-) bij *innan 'binnen, in', een vorm waar het Middelnederlands geen opvolger meer van heeft gehad, in tegenstelling tot bij bijv. het op dezelfde manier gevormde beneden, waarnaast nog Middelnederlands neden bestond.
Met voorvoegsel komt dit woord alleen in de Noordzee-Germaanse dialecten voor: mnd., mhd. binnen (nhd. vz. alleen temporeel gebruikt); ofri. binna 'binnen' (nfri. binnen); oe. binnan (vz.) 'binnen, in'. Daarnaast zonder voorvoegsel: os. innan (bw.) 'inwendig, binnen'; ohd. innana (bw.) 'binnen', innan (bw., vz.) 'innerlijk, in' (nhd. innen 'binnen, aan de binnenkant'); ofri. inna (bw., vz.) 'binnen, in'; oe. innan; on. innan (nzw. innan 'tevoren, vóór'); got. innana (alleen bw.) 'binnen'; < pgm. *innan(a). Het achtervoegsel *-ana gaf oorspr. richting aan. Zie in voor niet-Germaanse cognaten.
Fries: binnen


  naar boven