1.   modificeren ww. 'aanpassen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. modificeren 'matigen, temperen' in heeft den Nouici-meester hem ... ghesocht te modificeren 'heeft de novicemeester geprobeerd hem te temperen' [1601-25; WNT proefjaar]; nnl. modificeren 'plannen wijzigen' [1781; WNT Aanv.], 'niet-erfelijke eigenschappen van planten wijzigen' [1932; Koenen], 'scheikundige samenstelling van stoffen wijzigen' [1940; WNT Aanv.], 'uiterlijke kenmerken van een technisch ontwerp wijzigen' [1974; WNT Aanv.].
Rechtstreeks of via Duits modifizieren 'wijzigen' [16e eeuw; WNT] ontleend aan middeleeuws Latijn modificare 'wijzigen' [1490; Fuchs], een betekenisuitbreiding van klassiek Latijn modificāre 'matigen, beperken', uit 'meten', en gevormd uit de verbogen vorm van modus (genitief modī) 'maat' en -ficāre 'doen, maken', zie feit.
De gewone betekenis van het Latijnse werkwoord is 'juist afmeten, ordenen'. In het middeleeuws Latijn ontstond hieruit de betekenis 'een kleine wijziging aanbrengen, zonder de aard van iets te veranderen'. De algemene betekenis 'wijzigen, aanpassen' is pas laat in de moderne talen ontstaan.
modificatie zn. 'aanpassing'. Vnnl. modificatie 'wijziging' [1522; MNHWS]; nnl. 'matiging' [1674; WNT Aanv.], 'uiterlijke verschijningsvorm van een scheikundige stof of samenstelling' [1888; WNT Aanv.], 'niet-erfelijke verandering in de kenmerken van planten' [1929; Koenen], 'wijziging van details van een technisch ontwerp' [1976; WNT Aanv.]. Ontleend aan Frans modification 'aanpassing' [1376; TLF], van Laatlatijn modificationem, acc. van modificatio 'id.' < klassiek Latijn modificātiō 'eerlijke verdeling', afleiding van modificāre.
Fries: modifisearje


  naar boven