1.   lateraal bn. 'terzijde gelegen'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, etymologie in brontaal onbekend
Vnnl. laterael 'betreffende bloedverwanten in de zijlinie' [1542; WNT]; nnl. lateraal 'aan de zijkant' in de zydelyke of laterale vogtbuyzen 'de aan de zijkant gelegen vaten (in de boomstam)' [1762; WNT zijdelijk].
Geleerde ontlening aan Latijn laterālis 'de zijkant betreffend', afgeleid van latus (genitief lateris) 'zijde', verdere herkomst onbekend.
De oudste toepassing van dit woord is juridisch: laterale verwanten zijn 'verwanten in de zijlinie, bijv. broeders en zusters'. In de 19e en 20e eeuw kreeg het woord diverse vaktalige betekenissen, bijv. in de taalkunde laterale klanken 'klanken waarbij de lucht zijdelings de tong passeert' [1976; Van Dale], in de psychologie lateraal denken 'niet rechtlijnige manier van denken', bij de landinrichting lateraalkanaal 'kanaal parallel aan een andere waterloop' [1954; WNT Aanv. lateraal]. Sommige van deze betekenissen zijn ontleend aan Engels lateral of aan een andere West-Europese taal.
Fries: lateraal


  naar boven