1.   braken ww. 'voedsel overgeven; vlas bewerken'
categorie:
geleed woord
Mnl. braken 'radbraken' [1350; MNW], 'nachtbraken' [1400-50; MNW]; vnnl. Braken ter kelen wt 'overgeven' [1546; Naembouck], vlas braken [1589; Mellema].
Wrsch. een afleiding van braak 1. Hiermee wrsch. verwant is ohd. brāhhōn 'voor de eerste keer ploegen; de akker openbreken', zie braak 2. Bij het gebruik in combinatie met vlas moet men denken aan het breken van het houtige deel van de stengels. In de betekenis 'overgeven' staat braken mogelijk naast vormen als Gronings breken; Oost-Fries sük bräken; Duits (sich er)brechen; in dat geval gaat het om een uitbreiding van de betekenis '(uit)breken'. Eventueel kan men het vergelijken met os. brakon 'herrie maken' en on. braka 'kraken, herrie maken'; het zou dan betrekking hebben op de geluiden die bij het braken worden geproduceerd.
Mnd. braken; mhd. brachen.


  naar boven