1.   hasj(iesj) zn. 'hars van de hennepplant'
categorie:
leenwoord
Vnnl. misschien nog Arabisch, in noemen die AEgiptenaren Assis, 'tvvelck is poyer van Kennep ofte Hennep bladeren, met vvater tot een pasta ofte deegh ghemaeckt [1596; van Linschoten]; nnl. in het Oosten heet dit bedwelmende vocht Hrachich [1838; Heldring], hasjisch [1847; Kramers], haschisch [1869; WNT Aanv.], hadschisch [1903; WNT Aanv.], hasjiesj [1921; Koenen], hasj [1968; Reinsma 1975].
Ontleend, in de huidige vorm wrsch. via Frans haschisch, aan Arabisch ḥašīš 'id.'.
Hasjiesj is de hars van de Indische hennep (Cannabis sativa of Cannabis indica), die oorspr. in Zuidoost-Azië groeide (zie ook hennep, cannabis en canvas). De bedwelmende werking ervan wordt al in het Sanskrit beschreven, het genotmiddel heet daar bhanga, met vele representanten in de moderne Indische talen en sinds de 16e eeuw ook in de Europese. Bij de Grieken en de Romeinen was het middel onbekend, hoewel Herodotos (5e eeuw v. Chr.) het beschrijft in een verslag over de Skythen. In de Arabische wereld kreeg het wel grote bekendheid; de vertellingen van 1001 nacht, geschreven tussen 1000 en 1700, bevatten vele vermeldingen van de consumptie van ḥašīš. In de West-Europese talen komt het Arabische woord vanaf de 16e eeuw voor in reisbeschrijvingen. Het citaat uit 1596 is afkomstig uit de Itinerario van Jan Huijgen van Linschoten, een verslag van een reis langs diverse continenten; hij schrijft dat men in Turkije en Egypte drie soorten bangue had, de eerste daarvan is Assis. Van een Europese hasjiesjcultuur is pas sprake in de 19e eeuw, vooral onder kunstenaars en intelligentsia; de in 1821 verschenen Confessions of an English Opium-eater van Thomas de Quincey en de Franse vertaling daarvan speelden daarbij een belangrijke initiërende rol. Dan verschijnt ook de op het Frans gebaseerde Nederlandse vorm haschisch, die later vernederlandst werd tot hasjiesj. Het citaat uit 1838 van dominee O.G. Heldring (1804-76) verschijnt in een brochure De jenever erger dan de cholera, waarin hij de productie, het gebruik en de gevolgen van hrachich 'hasjiesj' beschrijft, maar hij spreekt daarbij uitsluitend over Arabische landen; de vorm hrachich staat overigens geheel geïsoleerd.
In de jaren 1960 bloeide de consumptie van hasjiesj op en toen werd het woord algemeen bekend, het neologismenwoordenboek van Reinsma vermeldt het in 1962 in de vorm hasjiesj. Vrijwel meteen ontstond ook de verkorte vorm hasj in navolging van de Engelse verkorting hash [1959; OED].
Literatuur: O.G. Heldring (1838), De jenever erger dan de cholera, Arnhem


  naar boven