1.   aorta zn. 'grote lichaamsslagader'
categorie:
leenwoord
Vnnl. aorta "ghroote slaghader" [1663; Meijer].
Ontleend aan Neolatijn aorta < Grieks aortḗ 'id.' (bij Aristoteles). Wrsch. is dit, als belangrijkste verbinding tussen hart en de rest van het lichaam, een afleiding van het werkwoord -aeírein 'vastbinden', waaruit ook arterie 'ader'.


  naar boven