1.   orchidee zn. 'plant uit de familie der Orchidaceae'
categorie:
leenwoord
Nnl. orchidee 'zekere plant' in orchideën "orchis-achtige gewassen" [1847; Kramers], tropische orchideeën [1866; WNT valsch].
Ontleend aan wetenschappelijk Latijn orchideae, orchidacea 'orchideeën, orchideeachtigen', de door Linnaeus bedachte wetenschappelijk naam van de plantenfamilie. Linnaeus baseerde deze naam op Latijn orchis 'soort orchidee', ontleend aan Grieks órkhis 'orchidee', letterlijk 'testikel, teelbal', zo genoemd naar de dubbele wortelknol.
Grieks órkhis is verwant met: Avestisch ərəzi- 'testikels, balzak'; Litouws er̃žilas 'hengst'; Middeliers uirgge 'testikels'; Armeens orj-ik' 'id.'; Albanees herdhë 'teelbal'; bij de wortel pie. *h3erǵh- (IEW 782).
De Zweedse bioloog Carolus Linnaeus (1707-1778) en zijn tijdgenoten gingen er ten onrechte van uit dat de stam van Latijn orchis een -d- bevatte, dat dus bijv. de genitief *orchidis luidde, en hij vormde op basis daarvan zijn meervoud orchideae 'orchissen' en de afleiding orchidaceae 'orchisachtigen', een van de grootste plantenfamilies op aarde, met naar schatting 20.000 soorten. In het Nederlands komt al eerder het woord orchis voor [1608; WNT orchidee], dat nog steeds de naam is van een geslacht uit de familie der Orchidaceae, maar ook wel gebruikt wordt als synoniem van orchidee.
Fries: orchidee


  naar boven