1.   rechtstreeks bn. 'regelrecht, zonder omwegen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. rechtstreeks 'zonder omwegen, in een rechte lijn' in De valcken ... vliegen niet recht-streeks naer hem toe [1624; iWNT]; nnl. die regtstreeksche bedoeling [1807; iWNT].
Afgeleid met bijwoordelijke -s van het bn. recht 1 'niet gebogen' en streek in de verouderde betekenis 'koers'. Later ook als bn. gebruikt.
Fries: rjochtstreeks, streekrjocht


  naar boven