1.   badge zn. 'speldje'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. badge 'speldje, bijv. met naamkaartje' [1958; Reinsma 1975].
Ontleend aan Amerikaans-Engels badge 'onderscheidingsteken' < Middelengels bage 'insigne' (met middeleeuws Latijn bagea 'id.' mogelijk hieraan ontleend). De verdere herkomst is onbekend.
In de Middeleeuwen duidde het woord op het schildteken van een ridder; later kreeg het de meer algemene betekenis van 'kenteken'. Door de Amerikaanse verkiezingscampagnes waaide het woord in de jaren 1950 over naar Europa. Tijdens de campagnes droegen de aanhangers van een kandidaat een leus of de naam van hun favoriet op een rond kenteken op hun jas gespeld. In de jaren 1960 begon men ze ook buiten de verkiezingstijd te dragen om een bepaalde gezindheid uit te drukken.


  naar boven