1.   sepia zn. 'inktvis van de orde der Sepiida; bruine kleurstof'
Mnl. sepia 'soort inktvis' in sepia ... es .i. visch leit in der ze 'de sepia is een vis die in de zee voorkomt' [1287; VMNW]; nnl. sepia 'inkt van de inktvis' [1847; WNT], 'bruinzwarte kleurstof die van inktvisinkt gemaakt wordt' [1859-62; WNT], '(kalkachtige stof van de) rugplaat van de inktvis' [1861; WNT].
Ontleend, in de Middelnederlandse attestatie rechtstreeks, in het Nieuwnederlands wrsch. via een of meer andere West-Europese talen (wrsch. Frans en Italiaans), aan Latijn sēpia 'soort inktvis', dat zelf ontleend is aan Grieks sēpíā 'id.', verdere herkomst onbekend.
Uit de inktzak van de sepia, die in het Nederlands ook wel zeekat heet, wordt een karakteristieke bruine kleurstof bereid, die eveneens sepia genoemd wordt: Frans sépia [1804; TLF], Italiaans seppia [1873; DELI].
Fries: sepia


  naar boven