1.   slijten 2 ww. 'verbruiken, aan de man brengen'
Mnl. sliten 'verbruiken, verteren' in tgoet ... Dattie liede sliten ende verteren 'de goederen die de mensen verbruiken' [1340-60; MNW-R], 'verkopen' in Alse hijt bestaet te sliten 'als hij het (zout) weet te verkopen' [eind 14e eeuw; MNW], Dat pant salmen slijten inden recht ende na de(r) stat recht 'men moet het pand rechtmatig en volgens het stedelijk recht verkopen' [1407; MNW]; vnnl. slijten 'verkopen, aan de man brengen' in 't Vercoopen, tappen ende slijten van Wijnen ende Bieren inde Herbergen [1539; iWNT], '(tijd) verbruiken, doorbrengen' in Om alhier eenighe daeghen te slijten [1639; iWNT].
Hetzelfde woord als slijten 1, met een specifieke overgankelijke betekenis die ontwikkeld is uit 'verbruiken'.
slijter zn. 'verkoper van alcoholische dranken'. Vnnl. slyter, slijter '(weder)verkoper (i.h.b. van sterke drank)' in heure calanten ofte slyters, die gewoonlick zijn wynen van henluyden te coopen 'hun vaste klanten of slijters ...' [1569; iWNT wijnkooper], Slijters ende Slijtsters van Schulp-sand, Kalck ende Bicksteen [1650; iWNT biksteen], De Backers ende Slyters van 't Broot [1655; iWNT]. Afleiding van slijten. Tegenwoordig alleen nog gebruikelijk voor 'verkoper van (verpakte) alcoholische dranken'. Hierbij ook slijterij 'winkel voor alcoholische dranken': nnl. Slyterye [1704; iWNT].
Fries: slite


  naar boven